WELKOM


WELKOM BIJ YOU and FOOD
voor mensen die dwangmatig overeten

 

Fragment uit het boek:
Ik weet nog dat ik, samen met mijn beste vriendinnetje van de lagere school, een periode lang vrijwel iedere dag na schooltijd naar het winkelcentrum ging. Ik denk dat ik toen hoogstens tien jaar oud was. We kwamen niet naar de winkels om doelloos langs de etalages te lopen. Iedere dag namen wij onze schuilplaats in bij de achtermuur van een supermarkt. Er stonden daar allerlei spullen van die winkel: lege bakken, dozen, afval, containers en karretjes. Winkelmedewerkers liepen in en uit. We wachtten onze kans af en zodra even niemand van de medewerkers buiten was, zetten mijn vriendinnetje en ik het op een rennen om een winkelkarretje weg te kapen.

Nadat we met supermarktkar en al op een veilige plek waren aangekomen, brak het moment suprême aan… Zat er wel of zat er geen gulden in de kar? Vaak was het karretje leeg. Maar als de gulden erin zat, dan voelde ik mij de koningin te rijk, want ik wist wat er dan ging gebeuren. In dat geval liep ik samen met mijn vriendinnetje naar dezelfde winkel als die waarachter we ons verscholen. Alleen dan renden we niet als nerveuze boefjes richting de achtermuur. We liepen rustig met opgeheven kinderhoofdjes door de voordeur naar binnen en rechtstreeks naar het Pad der Chips.

Ik zie mezelf nog ernaartoe lopen in m’n kinderlijke onschuld met m’n gezonde kinderlijf. In een gekleurd spijkerbroekje met hoge taille en een knallend shirt in dezelfde felle kleur, vrolijk afgestemd met m’n sneakers, haarstrik en oorbellen. Toen nog onwetend dat ik dat pad in m’n verdere leven nog ontstellend vaak zou gaan lopen.

‘Hé Lise, kopen we vandaag paprika of naturel?’ vroeg ik aan m’n vriendinnetje.

‘Weet ik niet, maakt me niet zo veel uit. Of zullen we van die roze bubblegum kopen?’

Bubblegum? dacht ik vertwijfeld, zei ze dat nou echt? Je gaat toch geen kauwgom kopen als je voor hetzelfde geld een zak lekkere chips kan kopen? Is ze niet goed snik ofzo? Nou uh, ik neem hier snel de benen voordat ze serieus gaat denken dat ze liever bubblegum wil. Dit chipsmoment laat ik niet uit mijn handen glippen!

‘We nemen vandaag een zak paprikachips,’ zei ik resoluut tegen Lise en ik graaide de chips uit het schap en beende door de winkel naar de kassa.

Nadat we hadden afgerekend snelden we naar ons rustige plekje waar we ons al menigmaal met onze zak chips hadden genesteld. Het was een plekje vlak bij het water, met aan de ene kant bosjes en aan de andere kant een grote speeltuin.

Terwijl we ons het plekje eigen maakten, borrelde een zenuwachtige spanning in me naar boven. Over een paar seconden zou het zover zijn. Dan kon ik die grote zak chips opentrekken en hem, samen met Lise natuurlijk (waarvan ik uit ervaring wist dat ze nooit zo veel wilde) helemaal tot op de laatste kruimel leegeten. Het zenuwachtige gespannen gevoel voor wat komen ging verdween als sneeuw voor de zon zodra de zak open was en veranderde in een serene rust. De kalmte begon altijd als ik met mijn handen de goddelijke chips kon aanraken. Het paprikapoeder met mijn eigen kinderneus kon ruiken. Die prachtige chips met mijn eigen ogen kon aanschouwen. Maar bovenal de chips met mijn eigen tong kon proeven.

Het was geweldig om de wetenschap te hebben dat Lise na een paar kinderhandjes chips toch al vol zou zitten, en ik de rest van die grote zak in m’n eentje kon verorberen. Daardoor leek er geen einde te komen aan die zak. Dat gaf een superlekker gevoel. Zodra die zak openging dacht ik verder nergens meer aan en zei ik niets meer tegen Lise, ik genoot alleen nog maar. Ik genoot intens. Ik genoot van die verrukkelijke chips. En wanneer ik aankwam bij het onderste gedeelte van de zak, daar waar zich nog een restje chips bevond waar ik eigenlijk geen trek meer in had, dan at ik gewillig door.

Toen ik ouder werd bleek er steeds sneller een einde aan die grote zak chips te komen. Het gaf mij ook niet meer de smaakvolle voldoening die het me in mijn kinderjaren wel had gegeven. Waarschijnlijk komt dit omdat ik die zak paprikachips en al het andere eten ben gaan gebruiken om mijn emoties mee weg te eten. En dan kun je natuurlijk blijven eten. Temeer ook omdat ik door mijn faalangst en onzekerheid nogal wat spanning ervoer. Ik had mijn emotie-eter dan ook nodig om deze spanningen te verlagen.

Waar ik tijdens het emotie-eten nog kon stoppen met eten zodra ik behoorlijk vol zat, at ik vanuit dwang nog een stuk verder toen er een eetmonster in mij ontstond; het monster dat verslaving heet. En zodra dit monster was gearriveerd stond mijn leven enkel nog in het teken van (obsessieve gedachten aan) eten. Van ‘s morgens vroeg tot ’s avonds laat was ik ermee bezig. Zonder dat mijn omgeving het wist was ik geobsedeerd door eten. Ik leefde gewoon m’n leventje maar zodra ik thuiskwam, belandde ik vaak in een eetbui. Ik had periodes waarin ik me gedurende de gehele dag overat maar meestal at ik binnen korte tijd grote hoeveelheden voedsel , tot wel 10.000 calorieën. Dat heeft niets met lekkere trek te maken, het is echt eten vanuit dwang.

Ondertussen was ik tegelijkertijd bezig om overgewicht te verliezen. Tussen al het overeten door, volgde ik alle crashdiëten die er maar bestaan. Dat deed ik altijd met veel succes maar altijd weer kwam er een moment waarop ik het niet meer volhield. Zodra ik ook maar iets at wat niet in mijn crashdieet thuishoorde, kreeg ik de dwanggedachte: vandaag is het dieet toch al verpest, nu moet ik een hele eetbui krijgen en dan kan ik morgen weer verder met het dieet.

En ook in de periodes voorafgaand aan een nieuw dieet fluisterde mijn eetmonster me alles-of-niets-gedachten in:

‘Vandaag moet ik alles nog eten, want morgen ga ik lijnen.’

‘Komende dagen doe ik me tegoed aan alles wat ik bij mijn volgende dieet niet meer mag eten.’

Mijn crashdiëten hebben mijn eetmonster alleen maar gevoed en ik ben er een groots jojo’er door geworden. In een aantal maanden kon ik met gemak tientallen kilo’s afvallen, maar ook aankomen.

Jarenlang heb ik met m’n eetstoornis geleefd zonder deze te erkennen, totdat de gevolgen ervan te groot werden om nog langer in ontkenning te blijven. Vanaf toen is mijn herstel geleidelijk aan in werking getreden. Dat gaat gepaard met vallen en opstaan. Hoe verder ik in herstel kom, hoe minder ik mijn emotie-eter nodig heb. En hoe meer ik besef dat ik een verslaving heb gehad, en ik waakzaam moet blijven voor triggers.  Maar bovenal heb ik geleerd meer van mezelf te houden: ik ben zoveel meer waard dan m’n eetstoornis me al die jaren deed denken.

Het monster kijkt mij aan
Staart mij vol in de ogen
Het heeft zich volgevreten
En ik heb het laten gaan.

Het ziet mijn grote angst
En is mijn grootste vijand
Vechten heeft geen zin
Want het monster zit in mij.

Het monster daagt mij uit
Blijf jij mijn honger stillen
Die misselijk makende prikkels
Die jij niet wilde voelen.

Of kijk jij mij weer aan
Jij zag mij steeds meer groeien
Jij weet dat ik het ben
Het monster diep in jou.

Het monster is geworden.
Iets wat ik niet wilde zijn.
Het heeft zich volgevreten
Aan mijn honger, verdriet en pijn.

Ik liet het steeds gebeuren
Vretend tegen beter weten in
Het monster had altijd honger.
Kreeg daarom altijd zijn zin.

Nu denk je vaak bij monsters
Die zijn mega groot en sterk
Dat geldt echter niet voor deze
Die is angstig, kwetsbaar en klein.

Want monster is geen monster
Het is het kind, mijn diepste zijn
Dat kind dat wil erkenning
En roept keihard “hou van mij”.

Dus als ik vergeet te luisteren
En niet loop naar het geluid
Dan heeft het kind weer honger
En schreeuwt het keihard uit.

Dan steelt het dus weer zijn eten
Als ik weer eens vergeet
Dat deze honger niet valt te stillen
Met een 1 of ander achterlijk dieet.

Een gedicht van Karin (Leontienhuis)