Het monster kijkt mij aan
Staart mij vol in de ogen
Het heeft zich volgevreten
En ik heb het laten gaan.
Het ziet mijn grote angst
En is mijn grootste vijand
Vechten heeft geen zin
Want het monster zit in mij.
Het monster daagt mij uit
Blijf jij mijn honger stillen
Die misselijk makende prikkels
Die jij niet wilde voelen.
Of kijk jij mij weer aan
Jij zag mij steeds meer groeien
Jij weet dat ik het ben
Het monster diep in jou.
Het monster is geworden.
Iets wat ik niet wilde zijn.
Het heeft zich volgevreten
Aan mijn honger, verdriet en pijn.
Ik liet het steeds gebeuren
Vretend tegen beter weten in
Het monster had altijd honger.
Kreeg daarom altijd zijn zin.
Nu denk je vaak bij monsters
Die zijn mega groot en sterk
Dat geldt echter niet voor deze
Die is angstig, kwetsbaar en klein.
Want monster is geen monster
Het is het kind, mijn diepste zijn
Dat kind dat wil erkenning
En roept keihard “hou van mij”.
Dus als ik vergeet te luisteren
En niet loop naar het geluid
Dan heeft het kind weer honger
En schreeuwt het keihard uit.
Dan steelt het dus weer zijn eten
Als ik weer eens vergeet
Dat deze honger niet valt te stillen
Met een 1 of ander achterlijk dieet.
Een gedicht van Karin (Leontienhuis)