VOORWOORD
Meer dan vijftien lange jaren heb ik rondgezworven in een woest jojogebergte. Ik had de hoop ergens een wegwijzer te vinden die me mijn weg zou wijzen naar een gezond en stabiel gewicht. Maar de wegwijzer die ik jarenlang hoopte te vinden, kwam ik maar niet tegen.
Wat ik wel tegenkwam tijdens mijn strijd tegen de kilo’s, dat waren afdalingen. Deze kwam ik tegen omdat mijn leven in het teken stond van afvallen en aankomen. En omdat mijn eet- en dieetgedrag uit een eetprobleem bleek voort te komen. Een eetprobleem dat ervoor zorgde dat ik niet het leven kon leiden dat ik voor ogen had. Deze dalen hadden me wellicht op het rechte pad kunnen brengen. Maar helaas bleken zij mij niet dat extra zetje te kunnen geven dat ik nodig had om mezelf van mijn verstoorde eetgedrag te bevrijden.
En ook de positieve ontwikkelingen in mijn leven leidden daar niet toe. Misschien had ik die langverwachte wegwijzer in al die jaren ook wel geromantiseerd, deze in mijn hoofd gemaakt tot een prachtig droombeeld. En misschien ging ik daarom met tomeloze energie op zoek naar banen waarin ik me moest bewijzen en waarmee ik mijn ambitieuze top zou bereiken. Waardoor ik een hoop zelfvertrouwen zou krijgen, met als aannemelijk gevolg daarvan een definitieve gewichtsafname.
Ook bleef ik zoeken naar prinsen op witte paarden. Want met de juiste man aan mijn zijde zou ik zeker binnen een mum van tijd altijddurend slank zijn.
Ik bad voor onverklaarbare transformaties waardoor mijn gehele persoonlijkheid werd opgewaardeerd. Naar een model dat alle strubbelingen van het leven aankon door een assertieve en positieve houding. En daardoor zou ik dan uiteraard ook blijvend gewicht verliezen.
Maar bovenal ging ik onophoudelijk op zoek naar diëten die zo goed zouden werken dat het vet permanent als sneeuw voor de zon zou verdwijnen.
Als al die mooie dromen maar bewaarheid zouden worden… Maar niets was minder waar, aangezien dit alles in werkelijkheid ver te zoeken was.
Mijn herstelverhaal kon pas beginnen nadat ik was opgehouden met het zoeken naar die externe wegwijzer. Ik hoorde mezelf op een ietwat onzekere toon vragen: ‘Zou ik vanaf nu de touwtjes van mijn eigen jojo niet weer zelf in handen kunnen nemen? Door te stoppen met de zoektocht naar een redmiddel dat mij van mijn overgewicht gaat bevrijden. En te starten met een zoektocht in mijzelf. Op die manier kan ik mijn eigen wegwijzer naar een eetprobleemvrij leven zijn.’
1. HET LEVEN VAN EEN GROOTS JOJO’ER
Het leven van een stevige jojo’er gaat niet altijd over rozen. Een persoon met behoorlijke gewichtsschommelingen kan in situaties terechtkomen waar een ander mens waarschijnlijk nooit ofte nimmer in belandt. En helaas kan ik mijzelf hiermee identificeren. Ik jojo zo hard heen en weer dat het touwtje van mijn jojo ergens volkomen de draad is kwijtgeraakt. Mijn gemiddelde BMI-waarde ligt tussen de 33 en 40, met daarbij verschillende hoogtepunten tot de 45 en incidentele dalingen naar de 28. Om een verhelderende uitleg te geven: een BMI tussen de 20 en 25 wordt als gezond beschouwd… De ik-figuur in dit verhaal heeft dus niet alleen van doen met gewichtsschommelingen. Maar is tevens, zelfs tijdens haar ‘slankere’ periodes, een constante dikkerd.
Al zo’n vijftien lange jaren vertoef ik tussen de toppen en dalen van het jojogebergte waarin ik mezelf tot uitersten drijf. Al jarenlang zwerf ik daar rond zonder de weg naar een stabiel en gezond gewicht (terug) te vinden. Mijn schommelende bestaan steekt best complex in elkaar. Of het nu gaat om de aanschaf van nieuwe kleding, mijn liefdesleven, de obsessie voor eten, de omgang met de buitenwereld, het diëten of de kledingkast, er ontstaan telkens weer lastige situaties.
Mijn kledingkast en ik
Voor een gewichtig schommelaar als ik, met iets van zes wisselende kledingmaten en een gewichtsmarge van veel te veel kilo’s, is het beheer van de kledingkasten cruciaal. Zonder goed systeem is de algehele kledingcoördinatie zoek en ben ik radeloos. Voor vrijwel iedere kledingmaat heb ik een aparte kast ingericht. Dat doe ik pas sinds enige tijd zo. Het is namelijk behoorlijk frustrerend en tijdrovend om kledingkasten vol te hebben hangen met alle verschillende maten door elkaar. Dat is organisatorisch gezien gewoon niet te doen.
‘O ja, dat is een vrij aardig shirt, shit, net een maatje te klein… Hé, die broek doe ik vandaag aan, hm, drie maten kleiner dan wat ik nodig heb…Wat is dit nu weer voor een uit de mode geraakte jurk? Mooi zo, die pas ik toch niet, veel te groot voor mij… Dan dit rokje maar, o wacht, dit krijg ik zo te zien niet over mijn billen heen… Even in een andere kast kijken. Kijk, misschien is dit wel wat, of nee, dat is niks, veel te klein… Dan die kast met al die broeken en jasjes maar eens proberen… Kijk daar zie ik al direct een leuk setje voor vandaag. Dan doe ik een stoere ketting erbij en m’n laarzen aan. Nee, dit meen je niet, vind ik eindelijk iets wat ik echt leuk vind, is het weer m’n maat niet…’
Werkt niet. Been there, done that, en zo doe ik het nooit meer!
Het is vergelijkbaar met een middagje shoppen in de stad en steeds tot de conclusie komen dat ze de kledingstukken die je wil passen net niet in jouw maat hebben. Waardoor je vervolgens mokkend achter de warme chocolademelk met gebak verdwijnt. Nadat ik enkele jaren terug daarachter was gekomen, heb ik alle kleding die ik niet meer paste opgevouwen en achter in de kasten gelegd. Deze methode werkt echter ook niet. Om de zoveel tijd moet ik al die stapels tevoorschijn toveren om te kijken welke kleding ik ook alweer heb. En welke stapel uit welke kledingmaat bestaat. Op het moment dat ik ben afgevallen en naar een maatje kleiner zoek, vind ik dat helemaal niet erg om te doen. Het voelt dan alsof ik mag shoppen in mijn eigen kledingkast zonder op de prijskaartjes te hoeven letten. Maar het is onplezierig als ik op zoek moet naar die maat groter die ik enige tijd eerder juist met zo veel plezier achter in de kast had gesmeten.
Momenteel beheer ik vijf kasten, met in elke kledingkast één of twee maten. Dit bevalt mij uitstekend. Zo kan ik precies mijn kleding ordenen en mijn koopbeleid aanpassen aan mijn actuele kledingmaat. Het vergt een groot coördinatievermogen om een en ander soepel te laten verlopen. Het feit dat mijn kledingsmaak aan verandering onderhevig is, maakt het er niet eenvoudiger op. In de wat lichtere periodes ben ik kooplustiger en kleed ik mij vrouwelijker. In de kasten met de kleinste maten hangt dan ook vrij veel kleding. Veelal gekleurde outfits. En meestal met een mooie pasvorm. Naarmate de maten in de kasten groter zijn, is de inhoud ervan minder, donkerder en slobberiger. Niet omdat er geen leuke grotematenkleding te koop is, want er is genoeg te vinden in mijn maten. Dat komt omdat ik mezelf in mijn dikste fases het liefst wil verstoppen.
Mijn feestkleding en ik
Wat een dress-stress heb ik gehad toen een van mijn beste vriendinnen aankondigde te gaan trouwen in hartje zomer. Je kunt op zo’n zomerbruiloft immers niet in het afslankende en chique maar tevens sombere totally black verschijnen. Het meest frustrerende aan situaties zoals deze is nog wel dat ik in mijn kledingkasten feestjurken genoeg heb hangen. In kledingkasten één tot en met drie hangen zoveel jurkjes en rokjes mooi te wezen. Er is alleen die grote kink in de kabel: de meeste tijd pas ik ze niet.
In de voorloop van de vriendin die een summerwedding aankondigde, heb ik als een gek getracht kilo’s kwijt te raken. Dit lukte tijdelijk, maar na enige tijd nam de jojo’er in mij het helaas weer over. Wat erin resulteerde dat ik twee maanden voor de bruiloft wederom in mijn dikste periode zat. Ik wist dat als het me nog zou lukken om af te vallen er genoeg geschikte bruiloftskleding in mijn kast paraat hing. Maar een groot probleem zou ontstaan wanneer dit me niet lukte. Omdat ik al stress kreeg bij de gedachte aan dat ik over twee maanden niets zou hebben om aan te trekken op de grote huwelijksdag, ging ik shoppen. Ik paste tientallen jurken. Hiermee bedoel ik geen lange, gebloemde omajurken, maar vrij modieuze jurken die tot op de knie vallen. Het woord ‘jurkjes’ vind ik echter gezien de betreffende maten niet correct. Na een tijd kwam ik een jurk tegen die wel aardig naar mijn zin was. Hij was grotendeels zwart, maar had ook wat lichtgrijze tot zilveren tinten. Het model was niet te strak voor mijn figuur, kleedde redelijk af en was feestelijk. De keuze was snel gemaakt dat dit de jurk voor mij zou zijn. Alleen daarna volgde het dilemma van de maat nog…
Tijd voor een intern overleg, dacht ik in het pashokje. Dit is m’n jurk, dat is duidelijk. Maar welke maat? Laat ik nu eens eerlijk tegen mezelf zijn: wat zal er naar alle waarschijnlijkheid de komende maanden gaan gebeuren? Gaat het me de komende maanden lukken om af te vallen? Blijf ik gelijk in gewicht of zal ik heel veel gaan aankomen? Ik heb nog dat ene dieet met die punten dat ik wil gaan volgen. Verder ligt er nog geen dieetinspiratie klaar, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik niet ga diëten. In ieder geval ben ik een paar weken zoet met dat puntendieet. Dan loop ik het risico dat er daarna juist weer kilo’s bij komen. Als dat het geval is, dan kom ik ongeveer uit op dezelfde maat. Maar het kan natuurlijk ook dat ik het puntendieet veel langer volhoud, dan gaat er alleen maar gewicht vanaf. Maar in dat geval heb ik al genoeg jurkjes in m’n kast hangen. Dan… pomtiepomtiepom… Ja, ik denk dat ik eruit ben. Ik denk dat ik m’n maat van dit moment mee naar huis neem. Ja, ik weet het zeker. Of wacht, stel dat het helemaal niet goed gaat met dat puntendieet. Dan ga ik richting een maat groter en daarvan heb ik geen jurk in mijn kasten. Dat risico kan ik gewoonweg niet nemen. Nee, ik neem de jurk in een maat groter. Maar ja, wat doe ik als ik mijn huidige maat straks wel nog heb tijdens de bruiloft? Wat een complexe situatie! Weet je wat, ik koop de jurk in m’n huidige maat én een maat groter. Dan ben ik hopelijk in alle mogelijke omstandigheden voorzien en is alles in kannen en kruiken. Lastminutestress is zo hopelijk van de baan. Ik zeg: inpakken en wegwezen!
Een week na mijn geslaagde shopdag krijg ik de trouwkaart in de bus. Op de kaart staat: JE BENT VAN HARTE UITGENODIGD VOOR ONS HUWELIJK. FIJN ALS JE HET MET ONS WILT MEEVIEREN. OM TWAALF UUR GEVEN WE ELKAAR HET JAWOORD. Jaja, denk ik bij mezelf, en lees verder: HET BRUIDSPAAR IS IN HET ZILVER EN DE DRESSCODE VOOR DE DAGGASTEN IS… ‘Wááát?’ roep ik hardop uit als ik het laatste woord lees: …WIT!
Mijn foto’s en ik
Met foto’s van mijzelf heb ik een bijzondere relatie. Ik heb een pesthekel aan foto’s waarop ik met een forse kilostand sta afgebeeld. En zelfs in mijn slankste periodes ben ik te zwaar, dus feitelijk houd ik er gewoon niet van. Persoonlijk kom ik ook nooit op het idee om een plaatje van mezelf te schieten in een dikke periode. Waarom zou ik mezelf op zo’n moment willen vastleggen? Geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt. Maar in dit digitale tijdperk ontkom je er helaas niet aan dat mensen om de haverklap een fotootje willen nemen. Zodoende sta ik op vele foto’s. Foto’s die ik zelf helemaal niet leuk vind. Foto’s waarvoor ik me schaam omdat ik zo ontzettend dik erop ben. En dat zijn dan de foto’s die ik ook nog eens her en der op social media zie verschijnen. Maar tegelijkertijd ben ik die foto’s ook dankbaar. Dankbaar omdat ik zonder die foto’s mijn verschillende gewichtsstanden nooit kan onthouden. Door foto’s waar ik opsta heb ik een uitstekende vorm van kiloregistratie in handen. Van iedere foto weet ik exact te vertellen hoeveel ik op dat moment weeg. Het is alsof ik mijn hersens erop geprogrammeerd heb.
Dat handige register gaat terug tot zo’n vijftien jaren geleden. Ik heb werkelijk geen idee hoe het komt dat ik al die gewichtsstanden per foto in mijn hersens heb opgeslagen. Ik heb in ieder geval nooit ervoor geleerd. Waarom zou ik uit mijn hoofd gaan leren hoeveel aantal kilo’s past bij mijn foto’s? Dat zou bijna obsessief te noemen zijn. Die kennis was er bij mij opeens en ik weet niet meer precies wanneer dat ontstaan is. Bij een aantal foto’s herinner ik mij de situatie niet eens meer. Of mijn leeftijd. Of welke vakantie, welk avondje uit, wat ik daar deed of wie de andere mensen op de foto zijn. Maar bij iedere foto die ik van mezelf terugzie, heb ik direct mijn gewicht van dat moment paraat. Op een of andere manier is dat het eerste waaraan ik denk als ik mezelf op een foto zie. Ergens in mijn achterhoofd rinkelt soms wel een belletje, dat waarschijnlijk wil aangeven dat ik niet helemaal goed snik ben. Maar dan bedenk ik snel dat ik natuurlijk ook niets eraan kan doen dat ik nu eenmaal zo slim ben!
Mijn liefdesleven en ik
Het is een groot goed als je een partner hebt die in alle omstandigheden van je houdt. In ziekte en gezondheid. In armoede en rijkdom. En in dunne en dikke tijden. Want het is best even wennen als je partner tientallen kilo’s aankomt of afvalt.
Zo kwam ik ooit een leuke man tegen. Het klikte meteen en hij gaf mij het gevoel dat ik tot de mooiste vrouwen op aarde behoorde. Dit, terwijl ik me wederom in een dikkere periode bevond. Maar deze geweldige vent hield van lekkere volle vrouwen, zoals hij het zo heerlijk noemde. Een aantal maanden hadden we een fijne relatie. Maar toen zette daar het begin van het einde van onze relatie in. Ik begon namelijk gewicht te verliezen. Heel veel en heel snel. Binnen een mum van tijd raakte ik zo’n negentien kilo kwijt. Niks geen uitgebreide romantische etentjes meer. De Franse kaasjes met flessen wijn op zaterdagavonden behoorden ook tot de verleden tijd. En de knusse ontbijtjes op zondagochtend liet ik aan mijn neus voorbijgaan, want op dat tijdstip stond ik allang op de crosstrainer in de sportschool. Of liep ik op het strand voor een vroege ochtendwandeling. Een grote gewichtsverandering verandert namelijk niet alleen je uiterlijk, maar je hele leven. En op een gegeven moment maakte mijn vriend het opeens uit. ‘We zijn uit elkaar gegroeid,’ zei hij. ‘Ooh?’ zei ik. ‘Ja,’ zei hij, ‘letterlijk en figuurlijk.’
Ook heb ik me ooit ingeschreven bij een datingbureau. Het speelde zich af in een periode waarin ik net vierendertig kilo kwijt was en er op mijn dunst uitzag. Ik straalde van blijdschap over mijn herboren uiterlijk en het datingbureau maakte een aantal mooie profielfoto’s van me. Vervolgens voerde ik een prettig intakegesprek met twee dames, waarin ik mocht vertellen over mijn hobby’s en bezigheden. Uiteraard noemde ik allerlei dingen op die ik leuk vind om te doen in mijn slankere periodes. Ik vertelde dat ik van actieve bezigheden houd. Dat ik als de zon schijnt op het strand lig, en van vroege ochtendwandelingen en de sauna houd. Dat ik minstens driemaal per week in de sportschool te vinden ben en dat de vakantiebestemmingen mij niet warm genoeg kunnen zijn, zodat ik heerlijk in luchtige zomerkleding kan flaneren.
De maanden daarop matchte het datingbureau mij aan een aantal mannen. De eerste man was mijn type niet. Met de tweede man heb ik een aantal maal gedatet, maar de vonk sloeg van beide kanten niet over. De derde man bleef maar over zichzelf praten. Daar hadden ze mij beter niet mee kunnen matchen, want daar kan ik echt niet tegen. En ten slotte de vierde match. Tijdens deze date deed de man in kwestie vriendelijk en leek hij geïnteresseerd, maar een paar dagen na onze date bemerkte ik dat hij flink tekeer was gegaan tegen de dames van het datingbureau. Hoe ze het wel niet in hun hoofd hadden gehaald om hem op te zadelen met zo’n dikke vrouw? Maar dan waarschijnlijk in andere bewoordingen. Een paar dagen na onze date ontving ik namelijk een schriftelijke uitnodiging van het datingbureau. Of ik nog een keer wilde langskomen omdat er nog geen geslaagde match had plaatsgevonden in de vijf maanden die ik toen ingeschreven stond. En dat de matchmakers door een telefoongesprek met mijn laatste date het idee hadden gekregen dat mijn profiel wellicht wat aanpassingen zou kunnen gebruiken, zo stond in de uitnodiging te lezen. Ik durfde niet erop in te gaan. Mijn schaamte was gewoonweg te groot, want ik realiseerde me maar al te goed welke aanpassing mijn profiel nodig zou hebben. In de vijf maanden voorafgaand aan de laatste date was ik namelijk zo’n twintig kilo aangekomen. En daarom durfde ik me daar dus echt niet meer te vertonen. Ik heb niet gereageerd op de uitnodiging en ook op de latere berichten die ik ontving, heb ik geen reactie gegeven.
Vervolgens schreef ik me maar snel in bij een internetdatingsite. Daar kon ik immers zelf mijn profieltekst en -foto´s beheren. Ik plaatste een actuele foto bij mijn profiel en een verhaaltje over mijn huidige interesses: ‘Ik ben Judith, een leuke, intelligente, stevige Hollandse meid. Ik vind het heerlijk om uit eten te gaan en filmavondjes te houden met familie en vrienden. Ik houd ervan om te lezen, cursussen te volgen en me op mijn werk te storten. Sportief ben ik allerminst en ik houd van koude vakantiebestemmingen waar ik me dik kan inpakken. Als je van dezelfde dingen houdt als ik en als mijn foto je aanspreekt, reageer dan a.u.b. direct, want voor je het weet verandert mijn profiel weer!’
De diëtiste* en ik
(*Het betreft een fictief personage)
Mevrouw Hels heeft vroeger gestudeerd voor diëtist. En deze mevrouw heeft haar eigen praktijk opgezet, diëtistenpraktijk Hels & Gewicht genaamd. En laat ik nu net de website van die praktijk zo’n tien jaar geleden als eerste op m’n computerscherm geopend hebben toen ik aan het zoeken was naar een diëtist bij mij in de buurt. Had ik toen de uitdrukking What’s in a name? maar wat serieuzer genomen…
Wat volgde was de twijfelachtige eer om kennis te mogen maken met een één-radijsje-is-een-ware-traktatiediëtiste. Zo’n magere vrouw die je bijna tot een hoogtepunt ziet komen als ze je vertelt dat zij iedere middag weer uitkijkt naar het bakje met magere yoghurt en een theelepel honing dat zij rond vieren mag nuttigen.
Vanaf het moment dat zij de deur voor me opendeed, voelde ik me ontzettend klein en nietig. Daar stond ik, met een BMI van naar schatting 38 en m’n reusachtige 1 meter 83 lange, dikke lijf, tegenover de kleine, uitgehongerde mevrouw Hels. De eerste inhoudelijke vraag die ze me stelde was: ‘Hoe ben je op dit gewicht gekomen?’
‘Uh, ik houd van lekker eten, en… ik weet het eigenlijk niet precies, maar ik vind het wel heel erg.’
De diëtiste reageerde: ‘Laat ik even duidelijk maken hoe ik werk. Ik geef je een lijst met daarop je dagvoeding en daar dien je je gewoon aan te houden. Zo simpel is het, en als je die simpelheid naleeft, val je af.’
‘Oké,’ antwoordde ik, ‘ik heb er zin in, maar het probleem is bij mij vaak wel dat het toch gebeurt dat ik meer eet dan dat ik me voorgenomen had. Terwijl ik dat zelf helemaal niet wil.’
‘En daarom zit je nu natuurlijk ook bij mij, omdat je dat niet meer wil doen. En vanaf nu doe je dat dus ook niet meer,’ zei ze met een belerende gelaatsuitdrukking op haar gezicht. ‘Maar als jij echt zo twijfelt aan je eigen kunnen, dan hebben we natuurlijk wel een probleem.…’ In die paar zinnen gaf ze me het gevoel dat ik een klein kind was dat streng moest worden toegesproken.
‘Nee, natuurlijk mevrouw Hels, maar ik ga me precies aan uw lijstje houden, hoor!’ riep ik gehoorzaam uit.
Ze knikte, maar uit dat hooghartige knikje begreep ik dat zij zich niets bij mijn eetanarchie kon voorstellen en dat ik van haar geen begrip hoefde te verwachten. Ze vond me waarschijnlijk een dikke idioot zonder een greintje discipline. En die mening deelde ik absoluut met haar, maar desalniettemin… Afijn, het had weinig zin om me hier verder over op te winden. En ik kon me beter druk gaan maken om dat voedingslijstje…
De eerste weken hield ik me keurig eraan. En het volgende consult was ik maar liefst vier kilo afgevallen. Er kon zelfs een zuurpruimenlachje vanaf bij mevrouw Hels toen ze de vier kilo aan verlichting mat. Maar na dit consult ging het mis met mijn lijnpoging. En het toeval treft dat net nádat het zo goed was misgegaan, ik de diëtiste van praktijk Hels & Gewicht tegenkwam. Het vorige consult was ik natuurlijk net vier kilo afgevallen, dus op zich stond ik er welwillend tegenover om haar ergens tegen te komen. In de sportschool, of het park, bij de bloemenwinkel, of de slager. Of bij de zonnebank, de tandarts, in het bos, en zelfs in de bioscoop. Maar uitgerekend van alle plekken waar ik mevrouw Hels had kunnen en willen treffen, kwam ik haar tegen in de supermarkt.
Zij met haar boodschappenmandje met groente, fruit, het pak magere yoghurt en de honingpot. En ik met mijn volgeladen mand met producten die zeer zeker niet op het voedingslijstje stonden waar ik me van mevrouw Hels aan moest houden. Ik zag haar ongegeneerd naar mijn volle winkelmand kijken en ik wist gelukkig nog net uit te stamelen dat ik die dag erna jarig was. Dat was natuurlijk een ongelofelijk doorzichtige doch hopelijk werkende smoes. Wat zij niet weet wat mij niet deert. Ze keek me met een ongelovige blik aan, feliciteerde me en ging rustig verder met haar boodschappenronde. Ikzelf was allesbehalve rustig en als een atleet sprintte ik naar de kassa om mijn boodschappen af te rekenen. Wat aan junkfood nog niet in mijn mandje lag, maar wat ik wel per se wilde hebben, kon ik maar beter in een andere supermarkt gaan halen. Terwijl ik m’n boodschappen in m’n auto laadde bedacht ik dat mijn geboortedatum loeigroot rechtsboven op mijn gegevenskaart stond die zij vorig consult op tafel had liggen.
Eventjes kreeg ik de neiging om het volgende consult te cancelen. Maar ik dacht wijselijk: nee Judith, het gaat om jouw afvalpoging en niet om haar. Zet nu door, het is voor je eigen vetverlies. En ik kan volgende keer, als ze ernaar vraagt, gewoon tegen haar zeggen dat ze me verkeerd begrepen heeft en dat ik die dag in de supermarkt bedoelde dat een goede vriend van mij, die tijdelijk geen woonruimte heeft, bij mij thuis logeert en híj zijn verjaardag vierde, of iets dergelijks… Ach, wat maakt het ook uit, ik ben dat mens toch geen uitleg verschuldigd!
Maar toen ik twee dagen voor het naderende consult op de weegschaal ging staan, merkte ik dat ik de afgelopen weken maar liefst zes kilo was aangekomen. En ik kon daarom alleen maar concluderen dat ik haar hierover toch wel enige vorm van uitleg moest gaan geven.
‘Beste mevrouw Hels,
Hiermee deel ik u mede dat ik onze afspraak wil afzeggen en niet langer gebruik wens te maken van uw diensten.
Ik hoop u zo voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groeten, Judith’
‘Beste Judith,
Hierbij bevestig ik de afzegging van onze afspraak. Ik hoop dat je een gezellige verjaardag hebt gehad en ik kom je vast nog vaker tegen in de supermarkt. Hierbij nog een laatste voedingstip van mij: als je over vier maanden wéér jarig bent, probeer dan ook eens aan wat gezondere traktaties te denken, zoals groentespiesjes of toastjes met filet americain en yoghurtspread.
Mevrouw Hels, Praktijk Hels & Gewicht’
De buitenwereld en ik
Of het nu gaat om gewichtsvermeerdering of -reductie, ik heb vaak even de tijd nodig om te wennen aan mijn nieuwe uiterlijk. Vooral bij een toename van het gewicht komt dit gewenningsproces om de hoek kijken. Het kost me dan tijd en moeite om weer in contact te komen met mijn lichaam. Mijn aanpassingsvermogen wordt telkens weer op de proef gesteld. Maar ook voor de buitenwereld is het vaak even wennen. Mijn gewichtsverandering kan voor de buitenwereld soms zelfs voor een totale overrompeling zorgen. Zo herinner ik mij die keer dat ik zeker zo’n vijfentwintig kilo was afgevallen. Op een zaterdag belde een goede vriend van mij ’s ochtends vroeg op.
‘Hey Judith, je raadt nooit waar ik vanavond ga optreden met mijn band!’
‘Waar? Oh, even denken… bij… uh,’ zei ik.
‘Nee, daar niet,’ zei hij, de grapjas. ‘Maar waar ik vanavond wel sta, dat is bij jou in de buurt, op nog geen tien minuten loopafstand van je huis. Dus als je niks te doen hebt…’
Die avond liep ik in een spiksplinternieuwe outfit richting het muziekcafé waar mijn goede vriend optrad. Eenmaal daar aangekomen, kwam ik Sascha tegen, zij is een vriendin van de vriend die ging spelen.
‘Wauw, je ziet er werkelijk geweldig uit!’ was haar lovende reactie op mijn enorme gewichtsafname.
‘Dankjewel,’ reageerde ik. Vervolgens liep ik verder het café door en opeens voelde ik een hand op mijn schouder. Terwijl ik omkeek, zag ik het lachende gezicht van Chris. Hij is het broertje van mijn muzikale vriend.
‘Jeetje meid, ik herken je niet eens, wat ben je onwijs veel afgevallen, wat een topprestatie!’ Hij had zo in te schatten al vrij veel drankjes op en daardoor sprak hij tamelijk luid. Ik geneerde me behoorlijk, want terwijl hij uitriep dat ik zo veel was afgevallen, zag ik een aantal mensen met ongelovige blikken mijn richting op kijken. Hoeveel heeft die stevige meid daar dan wel niet gewogen, vóórdat ze zo veel was afgevallen? hoorde ik ze denken. Het kan zijn dat ik hun gedachten op verkeerde wijze invulde, maar ik voelde me in ieder geval allesbehalve prettig in de situatie. Snel dankte ik hem voor zijn complimenteuze pluim en vervolgde mijn weg. De rest van die avond genoot ik met volle teugen van het optreden en van alle andere loftuitingen die ik die avond in het muziekcafé ontving.
Ruim een halfjaar later liep ik rond de namiddag door de stad. Opeens hoorde ik dat iemand op vragende wijze mijn naam riep.
‘Judith? Judith? Ben jij het echt of vergissen we ons?’
‘Volgens mij is ze het echt niet hoor. Dat kán toch niet,’ hoorde ik een mannenstem zachtjes zeggen.
Terwijl ik me omdraaide naar waar het geluid vandaan kwam, herkende ik de stemmen. O nee hè, het is toch niet waar…, dacht ik bij mezelf.
Maar helaas was het wel waar. Sascha en Chris bleken inmiddels een setje te zijn. In stralend verliefde stemming stonden ze voor me. En ik stond voor hen. In vol ornaat. Heel vol, zo’n twintig kilo voller dan op de gezellige avond in het muziekcafé. Veel hebben ze verder niet tegen me gezegd tijdens die toevallige ontmoeting. Ze keken alleen maar hun grote ogen uit, en ze gaven me dé blik. Een blik die waarschijnlijk maar al te bekend is onder de stevige jojo’ers en die door mij behoorlijk gevreesd wordt. Het is de blik in iemands ogen die een oude bekende weer voor het eerst gadeslaat na een enorme gewichtstoename. En of die blik nou afkeuring, medeleven of iets anders betekent… Dat weet ik niet, maar hij geeft me in ieder geval altijd weer de bibbers.
Maar goed, toch nog liever zo’n gênante situatie waarin woorden tekortschieten, dan een ongemakkelijke conversatie over mijn gewichtsverandering. Ik heb soms meegemaakt dat mensen van een vriendelijk bedoeld compliment, een pijnlijke vertoning maakten omdat ze me te veel informatie gaven.
‘Jeetje meid, wat een metamorfose, je was vorig jaar nog zo ontzettend fors en nu ben je slank en prachtig!’
Of deze: ‘Wauw, wat ben je veel afgevallen, wat bèn je weer een leuke meid! Ik vond het altijd al zo zonde dat jij zo dik was geworden.’
Ik kan zeggen dat het een vreemde gewaarwording is om tijdens eenzelfde gesprek over je figuur enerzijds een compliment te mogen ontvangen en anderzijds een belediging te moeten incasseren van je gesprekspartner. Deze gesprekspartners waren zich er waarschijnlijk niet van bewust dat ik tot de jojo’ers behoor. Op dit soort gesprekken volgden dan ook vaak ongemakkelijke ontmoetingen als ik deze mensen na een tijdje weer eens tegenkwam…
Maar ach, dan toch weer liever zulke ongemakkelijke conversaties, dan vanuit het niets van wildvreemden vervelende opmerkingen te krijgen over mijn overgewicht. Toen ik jonger was kreeg ik nog weleens iets te horen. ‘Heeij dikke’, ‘Kijk die bolle daar nou’, ‘Ja van ijsjes eten wordt je natuurlijk vet hè’; het is allemaal wel naar me geroepen. Het was voor mij lastig om boven zulke beledigingen te staan en assertief te reageren, want ze gingen over mijn forse postuur en daar voelde ik me toch al onzeker over. Op zich waren het niet eens zozeer de opmerkingen die me raakten, maar meer de (plaatsvervangende) schaamte die ik op zo’n moment ervoer ten opzichte van de omstanders.
Diëten en ik: niet online
Mijn etende medemens en ik: niet online
De eerste stranddag in mei en ik
Ik ben een strandliefhebber. Er gaat voor mij niets boven een heerlijk dagje op het strand. Ik houd van het strand. En dan vooral van die eerste zonnige dag in mei waarop het lentezonnetje ieder jaar weer ruimte maakt voor de prachtige warme zomerzon.
Op 10 mei tweeduizendzoveel was ik net een kleine achttien kilo afgevallen en op de eerste zomerse dag in mei toog ik in vol ornaat en vergezeld van koelbox, parasol, zonnebrandcrème en strandlaken naar een zonovergoten strand. Zodra ik m’n auto had geparkeerd en de hoge duinhelling richting strand was opgelopen, overkwam mij een gelukzalig gevoel. Een intens welbehagen overviel mij toen ik in de verre diepte voor mij de heldergrijze Noordzee zag. Met daarvoor een zanderig strand afgeladen met kleurige parasols en talloze nog kleurrijkere handdoeken, bikini’s, badpakken en zwembroeken.
‘Wat een heerlijke aanblik. Dit noemen ze genieten. Dit is Genieten met een hoofdletter G,’ zei ik hardop en met een grote glimlach op m’n gezicht. Ik genoot de rest van deze stranddag van het strand en de zee, terwijl ik lag te stralen in de zon. ’s Avonds tijdens het douchen merkte ik dat ik toch wel iets te veel had liggen zonnestralen, maar dat mocht de pret niet drukken. Toen ik schoon en ingesmeerd zat na te glimmen voor de televisie, kwam het weerbericht langs. Ik zag foto’s van die dag voorbijkomen. Foto’s van duizenden zonnende mensen op de stranden en langgerekte files richting de kust. En terwijl ik dat zag, raakte het me vanuit het niets. Het raakte me ongelofelijk intens.
Ik was vandaag een van hen, realiseerde ik me. Net als ieder ander heb ik vandaag op het bomvolle strand gelegen. En net als ieder ander heb ik een uur lang in de file gestaan op de heenreis en een halfuur op de terugweg. Maar ik ben er geweest. Ik ben gewoon op de eerste zonnige dag in mei in m’n badpak op het strand geweest!
Dat feit gaf me een diep gevoel van vrijheid en geluk. Ik voelde me één met de natuur en de mensheid. Heel anders dan vele andere jaren.
Er waren jaren waarin ik bij het aanzien van een bomvol strand op de televisie dacht: was ik maar een van hen. Had ik vandaag maar op dat strand kunnen liggen. Er zijn zo veel jaren geweest waarin ik me niet in zwempak durfde te hijsen om naar mijn geliefde strand te gaan. Ik voelde me gewoonweg te dik om op het strand te liggen. Ik durfde niet. Niet eens zozeer omdat ik dik was. Ik heb al heel wat keren met een aanzienlijk dik lichaam op het strand gelegen. Eigenlijk ben ik altijd te dik als ik op het strand lig. Want zelfs tijdens mijn slankere periodes ben ik volgens de maatstaven nog te zwaarlijvig.
De reden dat ik sommige jaren niet naar het strand toe ga, heeft meer met iets anders te maken. Ik heb meestal wat tijd nodig om te wennen aan mijn flink dikke lichaam, als ik weer eens behoorlijk ben aangekomen. De zomer komt soms te vroeg voor mijn gewenningsproces. Het acclimatisatieproces heeft zich dan nog niet voldoende voltrokken om daadwerkelijk in harmonie te kunnen zijn met m’n lichaam.
Dat acclimatisatieproces is iets waarmee ik ook echt rekening moet houden als ik op vakantie ga. Zo zou ik ooit in de zomer naar Italië gaan met een vriendin. Dat hadden we aan het begin van dat jaar al afgesproken. We spraken af naar deze warme zonbestemming af te reizen, mochten mijn omstandigheden dit toelaten. Boeken met vroegboekkorting doe ik vrijwel nooit, want in januari kan ik echt nog niet definitief zeggen welk vakantieavontuur me in de zomermaanden past. Zo rond februari schommelde mijn BMI nog rond de 34. Een prima getal om een badpak of zelfs bikini mee te nemen naar de zonnige kustlijn van Italië. Als ik eerlijk ben, had ik liever gehad dat het getal 34 mijn confectiemaat betrof. Maar met een BMI van 34 nam ik ook genoegen. Naarmate de wintermaanden verstreken en het lentezonnetje om de hoek kwam kijken, veranderde er echter heel wat aan mijn actuele kilostand en vloog deze met snelle vaart de hoogte in.
Uiteindelijk zakten we tijdens onze vakantie nog wel een heel klein stukje richting het zuiden, maar niet naar de geplande mediterrane zomerzon. We maakten een stedentrip door regenachtig België. En gelukkig hadden we dat jaar verder ook een natte rotzomer in Nederland, waardoor ik in elk geval niet al te veel stranddagen hoefde te missen.
2. PANIEK VOOR DE KLEDINGKAST
Terwijl mussen, koolmezen en spreeuwen mij met hun vrolijke gezang zachtjes proberen te wekken… Terwijl een paar verdwaalde meeuwen irritant luid erbovenuit kwetteren… En terwijl de kaascroissantjes en chocolademuffins in mijn keuken liggen te popelen om te worden genuttigd tijdens een zonnig ontbijt, ontwaak ik op deze zwoele zaterdag in mei waarop het eerste echte zomerzonnetje zich een weg heeft weten te banen door de lentewolken heen. Het ene ogenblik wrijf ik nog totaal ontspannen de slaap uit mijn ogen, me ondertussen realiserend dat ik wat misselijk ben omdat ik gisteren te veel heb gegeten, en het volgende ogenblik bemerk ik een plotselinge schrik.
Ik koppel als een razendsnelle computer de gegevens in m’n slaperige hoofd aan elkaar. Kwetterende vogels. De eerste zomerzon. Ikke in een dikke periode… Wat moet ik aan? Of liever gezegd, de ervaring leert me… wat kán ik aan?
Mijn radertjes werken krakend en piepend op volle toeren, maar kunnen het antwoord op deze vraag niet bevatten, waardoor een totale paniekaanval onoverkomelijk in mij wakker wordt. De kaascroissantjes en chocolademuffins zullen even moeten wachten, want ik heb nu belangrijkere zaken aan mijn hoofd. Binnen een mum van tijd sta ik rechtop naast m’n bed en loop, op van de zenuwen en nervositeit, langs mijn voorste kledingkast. Die ga ik snel voorbij. Vervolgens stap ik ook langs de tweede en derde kast. De vierde kast laat ik tevens dicht en pas bij het vijfde exemplaar kom ik tot stilstand.
De vijfde kast is een plek waar ik niet graag kom en vandaar dat hij helemaal achter in de kamer is gestationeerd. In deze kast hangt de ‘grootstematenkleding’ geduldig te wachten totdat het baasje weer volledig van haar padje is geraakt en zij ze met een dikke tegenzin zal dragen.
Ik open de kast en een mistroostig aanzicht van ‘megagrotematenkleding’ hangt daar voor me. Droevig lijken de kledingstukken te berusten in hun lot: aangetrokken worden door een dik vrouwpersoon in de wetenschap dat het toch niets met ze gaat worden. Een dubbeltje wordt nu eenmaal nooit een kwartje. En een maat XXXL wordt nu eenmaal nooit een S’je. En aangezien alleen de S’jes mogen opdraven bij de modeshow, in de catalogus, op de catwalks en op de paspoppen…
Afijn, al een tijdje terug had ik deze kast weer eens moeten openen en ik had m’n weg ernaartoe alweer redelijk aanvaard en teruggevonden. Waarbij ik direct mijn dank wil uitspreken aan kledingwinkels die grotematenkleding verkopen. Het is alleen zo dat kleding soms nog zo leuk kan zijn, maar dat het bij mijn lichaam dan toch altijd weer aan leukheid verliest. En deze ochtend komt er nog een ander aspect bij. Want vanochtend moet ik op zoek naar luchtige, weinig bedekkende, het liefst enigszins vrouwelijke en gekleurde zomerkleding. Allesbedekkende winterkleding in grote maten is één ding, maar zomerkleding in grote maten behoort tot een totaal ander kaliber. Je kunt nog zo veel leuke korte broeken, jurken en rokken verkopen, maar of deze enigszins toonbaar zijn als je mijn dikke lijf eronder aantrekt, dat is nog maar de vraag.
Als het gaat om andere dikke lijven dan kan ik het antwoord zo uit mijn mouw schudden. Bij lichamen van andere dikke vrouwen vind ik zomerkleren meestal leuk staan. Ik vind namelijk dat dikke vrouwen heel mooi kunnen zijn. Net zo mooi als dunne vrouwen. Zeker als ze hun vrouwelijke rondingen met verve dragen en daarbij een en al zelfvertrouwen uitstralen. Daarnaast hangt het ervan af of ze modebewust zijn en vrolijke kleuren durven te dragen. En als ze dan ook nog eens, in het kader van de zomerkleding, een bruine huidskleur hebben, dan kan het voor mij helemaal niet meer stuk. Prachtig vind ik dat! Maar ik heb dat fraaie bruine kleurtje helaas niet. En die verve niet. Die feeling voor mode ontbreekt bij mij ook enigszins. En dat waanzinnige sexy zelfvertrouwen ten tijde van deze dikste periode ever, heb ik al helemaal niet.
Aangezien voor mij deze zomer megadik en melkflessenwit weer eens de alledaagse mode zijn, ga ik met tegenzin op zoek in die vijfde kast. Het eerste kledingstuk dat ik in het vizier krijg, is door de grijze, wollen, lange mouwen en dikke col duidelijk ongeschikt voor deze warme dag. Het volgende exemplaar waarop mijn oog valt, is een zwarte broek met lange pijpen. Ook deze kan ik direct terughangen waar ik hem heb gevonden. Dan zie ik een broek die ronduit te donker is en een trui die veel te warm is. Een jasje links achterin is bijzonder geschikt voor de koude wintermaanden, kan nog net in april, maar is echt niet passend voor een zomerdag. Ik zie een rok die overduidelijk veel te lang is voor een dag als vandaag, en zo ga ik nog een tijdje verder met kledingstukken die allemaal niet zomerproof blijken.
Poe hé, denk ik, ik heb al meer dan driekwart van m’n kast doorzocht op bruikbare zomerkleding, maar ik kom alleen maar winterkleding tegen. Waar is die donkerblauwe korte broek van vorig jaar? En die gebloemde wijdvallende tuniek? Of die lange losse T-shirts die ik vorige zomer maar gelijk in vier verschillende kleuren heb gekocht? En dan die spijkerrok die ik toen op vakantie zo vaak heb gedragen? Waar o waar overwinteren al m’n zomerkleren? Als ze niet in deze kast aanwezig zijn, waar kunnen ze dan wel zijn? Er is nog genoeg ruimte over in deze kast, dus waarom zou ik ze überhaupt ergens anders hebben gelegd?
Er komt een antwoord in me op waarvoor ik mijn ogen liever sluit. Het zal toch niet zo zijn dat mijn kledingmaat van vorig jaar, die al behoorlijk aan de maat was, overtroffen wordt door de kledingmaat van deze zomer? Natuurlijk weet ik zelf ook wel dat ik nu forser ben dan afgelopen zomer, maar daar wil ik liever niet aan denken. En meestal lukt het me om zulk soort nare feiten te negeren. Maar vanochtend kan dat niet. Want deze ochtend heb ik passende zomerkleding nodig. Maar zou het een gehele kledingmaat schelen? vraag ik mijzelf af terwijl het antwoord me diep vanbinnen maar al te duidelijk is.
Ik doe mijn vierde kledingkast open en voilà, het mysterie van de vermiste zomerkleding is direct opgelost. De ontbrekende zomerkledij zit in een andere kledingkast, namelijk die van een maatje minder. Tegen beter weten in trek ik een paar zomeritems aan. In de valse hoop om met wat duw- en trekwerk een heel eind over m’n benen, billen en buik te komen. Maar daar word ik, behalve dat ik al zwaar op de benen, billen en buik ben, tevens zwaar op de hand van. De korte broeken willen niet over mijn kont. En als ze dat wel willen, werkt mijn buikomvang weer niet mee. Shirts zitten zo strak dat mijn dikke buik van schrik nog meer uitzet. En rokjes blijven steken op mijn dijen.
Was het maar weer drie jaar geleden. Toen was ik in het voorjaar net lekker veel afgevallen en terwijl de zomerzon aan terrein won, maakte ik mijzelf opnieuw eigenaar van kledingkast twee. Met zelfs wat uitstapjes naar kast één. Maar dit jaar zal ik het met kast vijf moeten doen. Een kast vijf zonder zomerkleding welteverstaan.
Ik voel een beklemmende spanning zich van mij meester maken. En mijn hoofd staat van radeloosheid op ontploffen. Ik heb geen idee wat ik op deze eerste zomerse dag moet gaan dragen. Of op alle zonnige warme dagen die hierna komen gaan. Ik heb werkelijk geen korte broeken of T-shirts meer die ik pas, terwijl er ontzettend veel zomeritems met smart in mijn eerste vier kasten liggen te wachten. Mijn kleding laat me voor de zoveelste keer in de steek. Of liever andersom: ik ben zelf degene die mijn kleding in de steek laat. Het is potverdorie bijna dertig graden buiten en ik heb alleen maar donkere, lange, warme winterkleding om aan te trekken. Ik begrijp niet waarom ik het weer zover heb laten komen.
In de spiegel bekijk ik mezelf eens goed en ik zie een behoorlijk dikke vrouw. Een vrouw met een veel te dikke laag vet verspreid over het hele lichaam, dat is de naakte waarheid van wat ik weerspiegeld zie in mijn spiegel. Vanbinnen voel ik een groot gevoel van afkeer over mij heen komen. Het is vandaag zo’n prachtige dag en ik kan er niet van genieten omdat ik weer eens zo’n zestig kilo te veel meesjouw. En dat geeft me niet alleen een verdrietig gevoel. Het maakt me ook verdomd kwaad op mezelf! Ik voel me gevangen in dit kolossale lijf. Ik voel me vastzitten in dit lijf dat veel meer kilo’s weegt dan gezond is. Het voelt alsof mijn lichaam in zo’n extreme staat van opgeblazenheid verkeert dat ik ieder moment uit mijn vel kan springen. En dat laatste vind ik niet eens erg, want dan zou ik kunnen ontsnappen uit deze gevangenis.
3. GEBOORTE VAN EEN NIEUWE KLEDINGMAAT
Boodschappenlijstje:
Korte broeken in maat 52
Tunieken in maat 52
T-shirts in maat 52
Rokken in maat 52
Linnen broeken in maat 52
De geboorte van een nieuwe kledingmaat is voor mij altijd een zware bevalling. Het is niet iets waar ik naar uitkijk, want het gaat altijd om een maatje groter. Eventuele kleinere maten hangen immers al in mijn kledingkasten. Vandaag zal ik op klaarlichte dag midden in de stad gaan bevallen van maat 52. Ik loop mijn favoriete kledingwinkel binnen, ga de mooi uitgestalde reguliere maten voorbij en been me rechtstreeks een weg naar de grotematenafdeling, die er ook vrij uitnodigend bijstaat. Doelgericht loop ik langs alle grotematenrekken en pik verscheidene kledingstukken van de desbetreffende maat eruit. Ondertussen hoop ik dat meer dan de helft van wat over mijn armen hangt mij niet staat, anders krijg ik een nog groter probleem dan dat ik nu al heb. Er ontstaat namelijk een groot dilemma als ik moet gaan kíézen welke zomerkleding in maat 52 ik mezelf toesta aan te schaffen. Ik weet niet of ik het aankan om zomerkleding die mij past terug te hangen, terwijl ik thuis zo veel onwelkome plaats voor ze heb in mijn vijfde kledingkast.
Het eerste shirt dat ik aantrek past direct al niet, het is veel te klein. Ik hoop niet dat dit een voorbode is voor alle andere kleding, want ik ga onder geen beding maat 54 kopen. Er zijn gewoon grenzen. Twee jaar terug was mijn grens maat 50. Eigenlijk was het daarvoor al maat 48 omdat ik niet naar een maat in de 50-reeks wilde. Maar toen dat toch al gebeurd was, werd maat 50 de absolute max. En de situatie is nu dat ik een 50’er niet meer pas. Dus het is óf de zomer doorzweten in, als ik eerlijk ben, al veel te strakke winterkleding in maat 50. (En een aantal winteritems waarvan ik me vagelijk herinner dat ze onverhoopt al groter zijn dan die maat 50, maar wat ik helaas niet meer kan verifiëren omdat de maatstikseltjes er om onverklaarbare reden allemaal uit zijn.) Óf toch maar in die zomermaat 52. Als ik het zo bekijk, dan gaat mijn voorkeur uit naar de laatste optie. En nu ik al lang en breed in de reeks van de vijftigjes zit, valt 52 op zich ook nog wel mee. De overgang van maat 48 naar 50 viel me zwaarder. Het verschil tussen maat 50 en 52 is gevoelsmatig kleiner. Hoewel ik mezelf hierbij wel plechtig voorneem dat maat 52 de bloody limit is. Hoger dan dat ga ik niet!
Ik trek het volgende shirt aan en dat past echt met gemak, maar het ziet er niet florissant uit. Dat geeft verder niet, want ik ben al blij dat vandaag eindelijk iets past over dat volle lichaam van mij. Ik hoop dat ik het shirt niet hoef te kopen en dat ik nog leukere shirts zal tegenkomen. Maar ik houd hem even in reserve. Vervolgens pas ik een blauwgekleurde tuniek. Terwijl ik deze aantrek voel ik mezelf al mooier worden en het staat me gek genoeg nog leuk ook. Die blauwe kleur haalt me in ieder geval echt op. Ik durf het aan om het pashokje te verlaten en de verkoopster kijkt in een grote spiegel met me mee.
‘Staat je goed,’ zegt ze, ‘ik heb er nog een leuk vestje met korte mouwen bij in dezelfde kleur. Zal ik die voor je erbij pakken?’
‘Ja graag,’ antwoord ik.
Een paar tellen later overhandigt de verkoopster me het vestje en ik trek het aan. Ik vind zelf dat ik er zo redelijk goed uitzie. Dat vestje zit me in ieder geval als gegoten en daarmee ben ik al behoorlijk in m’n nopjes. Hierdoor krijg ik weer wat meer vertrouwen in een vlotte baring. Ik trek het blauwe vestje uit en zie tot m’n grote ontsteltenis dat het om een maat 54 gaat.
‘Potverdikkie!’ schreeuw ik geluidloos uit. Maar hoe erg ik dit ook vind, het past me wel. En dan zit het ook nog eens als gegoten. Als ik straks thuiskom knip ik gelijk het maatstiksel eruit, bedenk ik terwijl ik het blauwe tuniek uittrek. Niemand komt het zo te weten en zelf kan ik het weer snel vergeten.
Ik ga door met het passen van een bruine korte broek. Het is een stoer, casual model. En ik heb hem bovendien in andere donkere kleuren gezien, dus als hij een beetje aardig staat, heb ik die andere kleurtjes ook gelijk in the pocket oftewel in de kledingkast. Terwijl ik mijn eigen lange broek uittrek, besef ik dat ik een hele grote fout maak…
‘Verdikkeme, waarom gebeurt dit me telkens weer?’ foeter ik tegen mezelf. Lange tijd geleden heb ik met mezelf afgesproken dat ik het nooit meer laat gebeuren dat ik op mijn ondergoed na naakt in een pashokje sta. Het is gewoon een kwestie van eerst een shirtje aantrekken alvorens ik in m’n blote benen een broek of rok ga passen. Of eerst mijn eigen broek weer aantrekken voordat ik in m’n bh ga staan om een shirt te passen. Zo een simpel principe en toch overkomt het me telkens weer dat ik dat eenvoudige principe niet naleef.
En nu is het wederom te laat. Ik staar naar mijn vrijwel naakte zelf in dat tl-verlichte pashokje met lange passpiegel. En ik kan wel huilen. Hompjes vet kleven aan mijn kont en bovenbenen. Mijn taille is opgevuld met de klonten vet die geen plekje meer op mijn buik konden vinden. Natuurlijk weet ik wel dat ik meer ben dan alleen mijn dikte. Momenteel is dat alleen zo lastig te zien omdat mijn vetcellen vrijwel mijn gehele lichaam hebben overgenomen. Het aanzien van mezelf, veel te rijkelijk gevuld met al dat vet dat mijn gezonde lichaam heeft aangetast, is een trieste aanblik voor mij. Al die tientallen kilo’s aan overgewicht die ik nu met mij meesleep, kan ik gewoonweg niet mooier maken dan ze zijn. Want hoe kan ik dat vet mooi vinden terwijl ik me maar al te goed realiseer hoe ongezond het kan zijn? Hoe kan ik mijn dikte mooi vinden terwijl ik me er zo voor schaam en daardoor zo veel ervoor moet laten? Maar wat me, kijkend in de spiegel, nog het meest raakt, gaat heel veel verder dan het overtollige vet dat aan me kleeft.
Ik zie iemand zonder enige vorm van zelfwaardering. Sterker nog, ik zie een vrouw die een hekel heeft aan zichzelf omdat ze zichzelf dit heeft aangedaan. Ik zie een volle vrouw die, doordat ze de controle over haar eetgedrag is kwijtgeraakt, geleidelijk aan ook iets anders is kwijtgeraakt… haar eigenwaarde. Ik zie een vrouw die vrijwel alle contact met zichzelf is verloren. En dat maakt me vreselijk eenzaam. Want hoe alleen ben ik als ik mijn eigen spiegelbeeld niet wil kennen, omdat het een gevoel van afkeer bij me oproept?
Op zich neem ik tegenwoordig vrij snel genoegen met mijn lijf. Als ik, na een periode van flink afvallen, een BMI van rond de 32 heb, dan voel ik mij best wel lekker in mijn vel. Mijn lijf kan dan voor mijn gevoel redelijk ermee door en ik ben in dat geval best content met mijn spiegelbeeld. Maar als ik vanuit een, voor mijn doen, slanke periode weer veel ben aangekomen en de weegschaal dezelfde kilo’s met bijbehorende BMI van 32 aanwijst, ervaar ik als ik in de spiegel kijk, dezelfde emoties van afkeer die ik nu in mijn dikste periode ervaar. Uiteindelijk zijn het dus vooral de negatieve gedachten over mezelf, die maken dat ik mijn eigen lichaam verfoei. Dit gevoel van afkeer heeft in wezen minder te maken met mijn lijf an sich.
Om het uiterst pijnlijke proces wat te versnellen stel ik de verkoopster de vraag of ze nog leuke zomerkleding heeft die goed bij mijn postuur past. Ondertussen pas ik snel de kleding die ik nog had liggen en de verkoopster komt een paar minuten later terug met een en ander wat ik zelf nooit uit de rekken had gepakt. Hoofdzakelijk omdat de meeste stukken maat 54 betreffen, maar ook omdat ik ze in eerste instantie te opvallend en kleurrijk voor mezelf vind, ten tijde van dit dikheidsniveau. Ik schakel mijn gevoel uit, en op zakelijke wijze bepaal ik welke kledingstukken met me mee naar huis gaan en welke achterblijven in de winkel. De missie is geslaagd en een nieuwe maat zomerkleding is geboren. Het was weer een loodzware bevalling, maar alleluja, het blijft telkens een groot wonder als het lukt!
Wanneer ik thuis ben aangekomen, lijkt de paniek van eerder op de dag alweer eeuwen geleden. Wat heerlijk dat ik weer kan kíézen welke zomerkleding ik aandoe. Dat geeft echt een ultiem vrijheidsgevoel.
Door mijn ervaring met gewichtsschommelingen heb ik de laatste jaren maar al te goed geleerd om snelle omschakelingen te kunnen maken. Van dik naar dun. Van eten naar diëten. Van alles naar niks. Van wanhoop naar hoop. Van intense emoties naar doorgaan alsof er niets aan de hand is. Wat wellicht meer met mijn kop in het zand steken te maken heeft. Of misschien is het snel kunnen uitschakelen van mijn emoties een manier om de pijnlijke werkelijkheid wat draaglijker te maken.
In ieder geval gaan vanochtend paniek en verdriet over in blijdschap en tevredenheid. Pure blijdschap omdat ik nu weer passende zomerkleding in mijn kast kan hangen. En door mijn tevredenheid hierover eet ik behoorlijk wat heerlijke lekkernijen als lunchhapje. Het maakt toch even niet meer uit als ik iets aankom, passende zomerkleding genoeg in mijn vijfde kledingkast!
4. FEESTEN EN PARTIJEN
Vandaag heb ik een verjaardag. En verjaardagen zijn voor mij niet altijd de meest plezierige feestjes. Het ligt maar net eraan in welke fase ik verkeer. Dik, dun, etend of diëtend. Als ik dik ben, komt bijvoorbeeld geregeld het probleem van de stoelen om de hoek kijken. Daarom houd ik ook totaal niet van verjaardagen waarin iedereen in een oer-Hollands kringetje gaat zitten. Geef mij maar de hippe sta-verjaardagen. Want de meeste mensen hebben normaliter niet voldoende stoelen in huis voor de verjaardagsvisite. Dus worden uit alle hoeken en gaten oude en aan alle kanten rammelende stoeltjes tevoorschijn getoverd, waarbij de jarige waarschijnlijk niet erbij stilstaat dat mijn heupen en kont wellicht niet tussen de armleuningen passen. En er waarschijnlijk al helemaal geen idee van heeft tot hoeveel kilo gewicht deze gammele stoeltjes kunnen dragen. En om nou midden in een kamer vol visite te zeggen dat je liever niet wilt gaan zitten op de enige gammele stoel die nog over is, omdat je je oprechte zorgen maakt over het verdere bestaan van de betreffende stoel als je erop gaat zitten…
Houdt-ie me wel of houdt-ie me niet? is dan de vraag die me de gehele avond bezighoudt terwijl ik mijn been- en bilspieren optimaal train zodat mijn gewicht zo min mogelijk door de desbetreffende stoel, in de meeste gevallen een klapstoel, gedragen hoeft te worden.
Eenmaal heb ik mijn schaamte opzij durven zetten en zachtjes aan de gastvrouw gevraagd welk maximum gewicht de neergezette klapstoelen konden hebben.
‘O meid, maak je daar maar niet druk over hoor. Die kunnen iedereen houden, want die gaan zeker wel tot een kilo of 125!’ was haar goedbedoelde, maar als het om gewichtsschattingen gaat, totaal onwetende reactie.
Vervolgens werd ik, voordat ik het in de gaten had, liefdevol en vol vertrouwen richting het klapstoeltje geduwd alwaar ik mijn 135 kilo zware lichaam zeer lichtjes heb gezeteld, in de hoop dat de zwaartekracht mij voor 10 kilo wilde matsen. En hierna heb ik persoonlijk een staand partijtje ervan gemaakt.
Het komt altijd goed uit als verjaardagspartijtjes in een periode vallen waarin ik interactief op eetgebied ben ingesteld. Dan kijk ik enorm uit naar al die lekkere hapjes die ik op het eetfestijn zal gaan ontmoeten. Waar een ander niet eens opmerkt dat een schaal met lekkers binnenkomt, intrigeert het mij op dat moment al mateloos wat er op de schaal zal liggen. De vraag die me dan het meest bezighoudt is: hoe krijg ik zo veel mogelijk van al dat lekkers naar binnen zonder dat iemand opmerkt dat ik zo veel ervan eet?
Het is een stuk lastiger als ik in een dieetfase zit. De gedachte dat ik het gehele verjaardagsfeest weinig tot niets lekkers mag nuttigen, neemt bij mij bij voorbaat al veel feestvreugde weg. Zelfs als ik eigenlijk juist heel veel zin heb in het feestje omdat ik in een van mijn slankere periodes verkeer en al mijn leuke kleding uit kast twee weer pas. Het is simpelweg niet leuk om naar een feestje te gaan in de wetenschap dat je (bijna) niets mag eten. Feestvieren doe je met hart en ziel en met alle mogelijke zintuigen die je hebt. Wanneer je niets van het feest kunt proeven, betekent dit dat je een aanzienlijk gedeelte ervan mist.
Maar dat probleem heb ik vandaag gelukkig niet. Want ik ben van plan om pas morgen weer met een dieet te gaan beginnen, een eiwitdieet welteverstaan. Vandaag mag ik dus alles nog eten.
Of wacht… o nee hè… nee, dat meen je niet…, bedenk ik opeens. Vorige week is mijn jarige vriendin bij mij op bezoek geweest. Omdat ik ben aangekomen in vergelijking met de laatste keer dat zij mij zag, had ik aangegeven dat ik met een streng eiwitdieet was begonnen. En dat was niet helemaal gelogen, want ik was daadwerkelijk van plan om daar de volgende dag mee te starten. Uiteindelijk lukte dat niet en die dagen daaropvolgend ook niet. Maar dat weet m’n vriendin niet. En omdat ik vandaag weer voornemens heb om morgen daadwerkelijk met dat eiwitdieet te beginnen, vind ik het prettiger om haar nu in de waan te laten.
Wat niet weet, wat niet deert, denk ik, terwijl ik zijdelings naar de schaal met bitterballen kijk die rondgaat.
‘Juud, wil je een lekker stukje gebak of ben je nog met dat dieet bezig?’ vraagt mijn jarige vriendin.
‘Ja meid,’ reageer ik, ‘ik ben nog steeds bezig met dat dieet dus ik hoef absoluut geen taart. Het gaat werkelijk súper!’
Een leugentje om bestwil is snel gemaakt, maar nu heb ik mezelf in de huiveringwekkende positie geplaatst waarin ik dit gehele feest niets mag eten omdat men denkt dat ik aan het eiwitdiëten ben. Daar is een grote portie discipline voor nodig. Ik neem me voor om na dit feestje linea recta langs de snackbar te rijden voor een extra grote portie frietjes en een paar snacks. Ik laat de schaal met toastjes in de tussentijd bedeesd aan me voorbijgaan.
Ondertussen houd ik onbewust in de gaten of ergens een verdekt opgestelde amateurfotograaf rondloopt. Deze hobbyisten lopen tegenwoordig op vrijwel ieder feestje en partijtje rond. Dikwijls zelfs meer dan één. En deze verjaardag zal daar onvermijdelijk geen uitzondering op zijn. En jawel, na hoogstens vijfenveertig minuten is het moment daar. Ik sta op een vooralsnog niets concreets vermoedende, maar wel op m’n hoede zijnde wijze mijn tijd uit te staan. Mijn maag rommelt aan alle kanten en mijn gedachten zijn constant bij alle verboden snacks, taartjes en stukjes stokbrood met brie. En ik heb reuzeveel zin in die extra grote zak patat, waarop ik helaas nog even moet wachten uit beleefdheid naar m’n jarige vriendin toe. Dan krijg ik opeens een familielid van de jarige met fotocamera in het vizier. Het gebeurt vanuit het niets en ontsnappen is onmogelijk.
Het ontspannen moment met m’n hongerende maag is voorbij, want ik hoor twee tellen later opeens een stem tegen me zeggen: ‘Even naar het vogeltje lachen!’
Ik maak me op om te gaan lachen als een boer met kiespijn, want ik wíl helemaal niet op de foto in de dikheidsfase waarin ik momenteel verkeer. Maar dan gebeurt iets onverwachts. Lang zal ze leven wordt ingezet en alle feestvrienden zingen dit luidkeels mee. Snel maak ik me uit de voeten.
In wat slankere periodes heb ik beduidend minder moeite met foto’s van mezelf. Maar in wezen houd ik gewoon nooit ervan. Ik wil niet naar mezelf kijken, omdat ik mezelf niet onder ogen durf te komen. Want als ik mezelf goed bekijk op foto’s, voel ik meestal verdriet opkomen. Op de meeste foto’s sta ik weliswaar breed lachend, maar als ik beter kijk zie ik maar al te goed dat mijn ogen niet meelachen. Ik zie een vrolijk glimlachende persoon die het aan de oppervlakte best naar haar zin lijkt te hebben, maar die vanbinnen hartverscheurend huilt. Want wat zou ik graag eens een foto van mijzelf willen aanschouwen met een postuur waarin ik me thuis voel omdat het al levenslang mijn maatje is. Wat zou ik ervoor overhebben om een foto te zien waarin ik een en al vrijheid en blijheid uitstraal, omdat ik niet zo veel overtollige kilo’s hoef mee te torsen. Of wat zou ik graag een mooie foto van mezelf willen zien waarin m’n ogen uitstralen dat ik gelukkig ben, écht gelukkig…
Inmiddels ben ik naast de tafel met lekkernijen beland, omdat ik mijn algehele onthouding niet meer kan volhouden met al die etende mensen om mij heen. Als een volleerd waarnemer houd ik iedereen in de gaten en zodra ik het idee heb dat niemand kijkt, prop ik wat bitterballen naar binnen. En wat nootjes. En wat chips. En nog wat nootjes. En nog wat bitterballen. Voor mijn doen houd ik me nog in, want anders valt het eventuele pottenkijkers op. Ten slotte ga ik als een speer richting de snackbar om daarna naar huis te rijden. Alleen bij de plaatselijke benzinepomp maak ik nog een snelle stop.
Thuis stal ik mijn ‘getankte benzine’, plus wat ik nog aan junkfood in huis had, uit in de keuken. Niet dat ik nog echt trek erin heb. Na alles wat ik vandaag opheb, die verjaardagsnacks en de grote friet met extra snacks, zit mijn maag eigenlijk al behoorlijk vol. Maar ik heb ondertussen wel geleerd hoe ik de ongemakken van een te volle maag kan trotseren. En vandaag moet ik het gewoon nog ervan nemen, daar is verder geen discussie over mogelijk. Wat moet dat moet. Het zou zonde zijn om dit niet te doen, want morgen ga ik op dieet. Terwijl ik aan een eerste chocoladereep begin, overkomt mij een sensationele rust. Al het junkfood dat hier ligt kan ik tot de laatste kruimel opeten. En ik zal me niet hoeven inhouden, want er ligt overduidelijk meer dan genoeg.
Terwijl ik dat bedenk, word ik overmand door een grotesk gevoel. Ik ervaar een serene stilte in lichaam en geest. En al snel denk, voel en proef ik helemaal niets meer.
5. DIEETVOER
Diëten en ik, dat is een verhaal apart. Vrijwel alle diëten die bestaan heb ik gevolgd. Het probleem met mij is dat ik altijd zo verdomde enthousiast word van ieder dieetidee. Ik kan hier niks aan doen. Zodra mij een dieet ter ore of voor ogen komt, lijkt het wel alsof bij mij alle stoppen doorslaan. Dan móét ik dat dieet gewoon gaan proberen.
Laatst wilde ik het sapdieet gaan volgen. Dat sapdieet heb ik al eerder gevolgd tijdens een zonnige vakantie in het buitenland. Maar nu wilde ik een thuisproject ervan maken omdat ik wat boeken erover zag liggen in verschillende winkels. Ik kocht alle boeken die ik tegenkwam en nam ze mee naar huis. Terwijl ik de boeken thuis weer tevoorschijn toverde, kwam ik erachter dat het er vrij veel waren. Een snelle telling leerde mij dat het om zeven boeken ging. Zeven sapboeken leek bij nader inzien wat overdreven. Maar dan kon ik in ieder geval wel veel verschillende soorten sapjes maken voor de variatie. Hierna ging ik languit op de bank liggen lezen. Met onder, boven, naast mij en op de grond de zeven sapboeken. Na alle boeken wat doorgebladerd te hebben, kwam ik tot een hinderlijke conclusie: in ieder boek stonden ongeveer dezelfde sappen.
Waarom heb ik nou weer zeven boeken gekocht? vroeg ik me mokkend en geïrriteerd af. Waarom niet gewoon twee of drie zoals een normaal mens doet? Of zouden normale mensen er zelfs maar eentje kopen? Sap en puur, Verse sappen, Sapvasten met fruit en groente, Supersap en ontgifting, Beter in je vel door sap, Gezond sappen… Lieve hemel, wat overtrokken en buitensporig weer. Waarom ben ik altijd zo verdomd overenthousiast bij ieder dieet? Waarom is het bij mij nooit eens een onsje minder, maar moet ik altijd vol gas gaan bij ieder dieetidee?
Ik pakte een boek waar ik vrijwel alle benodigde informatie over het mengen van groente- en fruitsappen in kon vinden. De andere zes sapboeken waren eigenlijk overbodig en kon ik maar beter opruimen zodat ze me niet meer konden herinneren aan deze flater. Met de saplectuur in de handen en onder de oksels, liep ik naar mijn boekenkast.
Eens even kijken waar ik deze sapverzameling een mooi, maar tegelijkertijd onopvallend plekje kan geven, dacht ik bij mezelf. Een optie is naast mijn collectie boeken over het koolhydraatarme dieet. Alhoewel de reeks proteïnedieetboeken of de partij met calorie- en puntentellingsdiëten ook goede opties zijn. Of passen ze juist meer naast het gehele arsenaal van boeken over maaltijdvervangende diëten? Of toch bij die dieetboeken over…
Het ging maar door en maar door. Ik kwam tot de slotsom dat mijn boekenkast volstaat met boeken die te maken hebben met overgewicht en diëten.
‘Heb ik überhaupt nog wel normaal leesvoer in mijn boekenkast staan of ben ik alleen met dieetvoer in de weer?’ vroeg ik me hardop af.
Een groot gedeelte van mijn leven bén ik met dieetvoer in de weer kan ik zeggen. Diëten in alle soorten en maten. Maar al die diëten tezamen hebben een overeenkomstige afloop. Er is namelijk één hardnekkige gemene deler die mij bij ieder dieet, geen enkele uitzondering daargelaten, omver weet te halen als ik net lekker op weg ben. De finishlijn heb ik dan ook nog nooit weten te bereiken…
Samen met een vriendin ga ik veertien dagen sappen onder de warme Turkse zon. Ik heb veel zin erin en voel me al prima in mijn vel zitten. Bij het idee alleen al dat ik twee weken lang caloriearme sapjes naar binnen zal krijgen, voel ik mij helemaal gezond en slank. Nadat we ons laatste groots gevierde afscheidsmaal nuttigen bij de snackbar op het vliegveld, stappen we vol motivatie het vliegtuig in. Ik ben ervan overtuigd dat ik terugkom als een superslanke en gereinigde dame die de hele wereld weer aankan. Het enige wat mij wat zorgen baart, is dat ik misschien terechtkom in een sapparadijs bewoond door extreme gezondheidsfanatiekelingen die in hun vrije tijd graag hun gezicht laten zien bij biologische groentefeestjes.
Al snel kom ik erachter dat ik daarover niet hoef in te zitten. Het is een groep uiteenlopende mensen bij elkaar die om verschillende redenen de sapvakantie geboekt blijken te hebben. Afvallen, ontstressen van een zware baan, reinigen na een jaar met te veel nicotine en alcohol, op krachten komen na een moeilijke scheiding, tot rust komen et cetera. Tal van belangrijke motieven om het vliegtuig te pakken en een reinigingskuur in Turkije te gaan volgen.
Twee weken niets eten is op zich al best heftig. Maar het is nog erger dan dat alleen. Terwijl ik twee lange weken niets mag eten, is het wel de bedoeling dat ik driemaal per dag een uur sport. ’s Ochtend om zes uur snelwandelen rond de berg, daarna een uur aerobics en ’s middags aquajoggen in de Middellandse Zee. En dit alles op drie glazen sap per dag. Mijn vriendin gaat iedere avond wat drinken in de plaatselijke kroeg, waardoor ze de ochtenden erop de sportlessen mist. Andere groepsleden sjoemelen met het voedselverbod en weer andere nemen stiekem nog wat extra glazen sap. Ik leef daarentegen alle dagen netjes de voorschriften na. Ik zit zo in de flow dat ik zelfs nog een tandje erbovenop doe. In plaats van heerlijk te zonnen onder de Turkse zon ga ik iedere namiddag nog een extra ronde snelwandelen. Ik voel me ontzettend slank en heb volop energie!
Ondanks al die bruisende energie voel ik vooral ook rust. Deze rust overkomt me doordat ik geen interne eetstrijd hoef te voeren. Ik ervaar geen besluiteloosheid over wat al dan niet te eten, zwoeg niet op het dilemma of ik zal toegeven aan mijn lekkere trek, en ik zit niet in dubio of ik toch niet nog even langs de supermarkt zal gaan. Twee weken lang is er geen eten in de buurt en hoef ik me niet druk te maken erom. Ik bevind mij in een vredige gemoedstoestand. Zodra mijn vriendin op de een-na-laatste dag een grote zak met walnoten koopt en deze verleidelijk op het kastje naast haar bed in onze hotelkamer legt, is het rustgevende gevoel helaas in één onverbiddelijke klap over. En is de zak walnoten van mijn vriendin om voor haar onverklaarbare redenen een paar ons geslonken, maar dat terzijde.
Na twee weken mag ik me eindelijk wegen en is er gewoon negen kilo van mijn lijf af. Wat een blijdschap, wat een euforie. Wat een overwinning en wat een prestatie. En wat een goede voornemens heb ik voor als ik terug ben in Nederland. Mijn dieet zal dan alleen nog maar bestaan uit salades, fruit, noten, zuivel en mager vlees, want ik heb gehoord dat koolhydraten uit den boze zijn.
De eerste week na thuiskomst houd ik dit keurig vol. De achtste dag gaat niet precies zoals gepland. Die ochtend heb ik een lunch waar ik niet onderuit kan komen. Alle aanwezigen bestellen de lekkerste gerechten die je je maar kunt voorstellen. Ik zou natuurlijk alleen een salade kunnen bestellen. Daar heb ik op zich geen moeite mee. Ik heb zelf tijdens de meest uitgebreide feestdiners met mijn shakes of maaltijdrepen aan tafel gezeten. Maar vandaag zegt iets in mij dat ik best een broodje mag bestellen. Een broodje gezond, dat dan weer wel. Het smaakt echt heerlijk na zo een lange tijd nog geen broodkruimel tot mij te hebben genomen. Omdat ik door mijn voorgenomen dieet eigenlijk geen koolhydraten mag nuttigen, voel ik mij naderhand toch wat schuldig over dat ene broodje gezond. Eenmaal thuisgekomen van de gezellige lunch, besluit ik nog even langs de supermarkt te wippen.
Groente, fruit, noten, yoghurt, kwark, vlees en eieren heb ik eigenlijk al in huis. Wat doe ik hier dan? denk ik bij mezelf.
Ik voel tegelijkertijd een onrust over me heen komen en krijg de zenuwen. Mijn hoofd lijkt uiteen te spatten en er woekert een tweestrijd in me die ik al talloze malen eerder heb moeten doorstaan. Zo’n duiveltje-versus-engeltjemoment, alleen kom ik nooit erachter wie nu het engeltje en wie het duiveltje is…
‘Nee Judith, je bent juist zo goed bezig na die sapvakantie. Geen koolhydraten kopen, helemaal nooit meer. Houd je strikt aan het dieet!’
‘Ja Judith, je hebt het nu toch al verpest hè, met die overdadige lunch. Dan kun je het net zo goed de rest van de dag ook lekker ervan nemen.’
‘Nee Judith, doe dat nu niet, er is nog niets verloren. Je hebt alleen maar een broodje gezond op. Koolhydraten zijn uit den boze, blijf je dat herinneren.’
‘Jawel Judith, het is een hele grote ramp dat je zo uitgebreid geluncht hebt. Je dieet is volkomen verpest.’
‘Nee Judith, luister nou niet naar die stem. Je weet wat die stem wil, want dat heb je al zo vaak meegemaakt. Doe het nou niet. Je kunt het dieet nu toch weer oppakken. Zorg dat je vanaf nu nooit meer koolhydraten eet. Blijf erbij, blijf bij mij!’
‘Ja Judith, geef het nu maar wel op. Je mag best een dagje het ervan nemen, dan kun je morgen weer op een koolhydraatarm dieet…’
‘Nee Judith, nee…’
‘Ja Judith, je hoort het, die andere stem heeft al niets meer te zeggen. Vergeet hem en luister naar mij! Ja Judith, je wil koolhydraten eten, ja, ja, ja, JA!’
En daarna overvalt me een complete rust in mijn gedachten terwijl ik mijn winkelmand vollaad met koolhydraatrijke producten. Een serene stilte kan ik het zelfs noemen. De interne tweedstrijd is gevoerd en net zoals zo veel andere malen, is het de jaknikker die heeft gewonnen. En zo zet ik deze dag weer voor het eerst de deur op een kier voor iedere koolhydraatverwant die de supermarkt rijk is en in m’n mandje past.
De negende dag na thuiskomst van de sapvakantie heb ik last van de smakelijke ontmoeting van de dag ervoor, met alle suikerooms en suikertantes van de koolhydraatfamilie. Het is iets te aangenaam geweest. Daarom verwelkom ik hen nogmaals, maar ditmaal met wijd open armen. De tiende tot en met de veertiende dag neem ik me iedere ochtend voor om vooral door te gaan met het dieet zonder koolhydraten en vol verse producten. Maar op een of andere manier blijft de gehele koolhydraatclan, die ondertussen ook zijn vetste vrienden meebrengt, toch telkens op visite komen. Op een gegeven moment ben ik de tel van de dagen kwijtgeraakt en het aantal bezoekjes aan de supermarkt ook. Het enige wat ik nog weet is dat ik vol goede voornemens zit na mijn geslaagde sapvakantie.
Op kerstochtend ontwaak ik echter met zo’n vierentwintig kilo erbij. Vierentwintig kilo zwaarder aan vet. En vierentwintig kilo lichter aan zelfrespect en eigenwaarde. Want met iedere kilo die ik ben aangekomen, ben ik een kilo aan zelfrespect en eigenwaarde verloren.
6. DOLORES UIT TEXAS*
(*Het betreft een fictief personage)
Al menigmaal heb ik mijn gewichtige issues aangepakt door de hulp van deskundigen in te schakelen. De huisarts, afvalclubjes, diëtistes, medicatie en noem maar op. En ik heb zelfs de opleiding tot professionele gewichtsconsulente succesvol afgerond! Maar altijd blijk ik de totale mislukkeling, die door niets of niemand blijvend kan worden geholpen.
Hoewel mijn gewicht en het jojo’en een normaal leven niet in de weg zouden hoeven staan, heeft mijn eetgedrag een vernietigende werking. Waarschijnlijk kan ik me in mijn zoektocht naar een oplossing dan ook beter op iets anders richten dan op mijn schommelende doch constante overgewicht. Want dat is bij mij in feite niet meer dan het gevolg van een veel zwaarder probleem: een eetprobleem. Want als ik blijf doen wat ik al zo veel jaren gewend ben om te doen, dan zal de rest van mijn leven in het teken blijven staan van mijn desastreuze heen en weer geschommel. Ik kan doorgaan met diëten tot ik een ons weeg, maar mijn stabiele streefgewicht zal ik hiermee nooit bereiken. Sterker nog, als ik hiermee doorga zal ik steeds meer op Dolores gaan lijken.
Dolores ontmoette ik kortgeleden op de televisie. Op een avond zat ik al zappend te kijken of er iets op de televisie te vinden was. En tsjakka, de eerste zender was gelijk raak. Maar niet omdat het programma me leuk leek. Van wat ik op mijn megascherm van 42 inch zag, kreeg ik direct een akelig gevoel in mijn onderbuik. Een ongelofelijk dikke, jonge vrouw was wat op mijn netvlies viel. Waarschijnlijk praatte ze over haar behoorlijke mate van obesitas, want ik zag onder haar een getal geprojecteerd met het woord pounds erachter. Dat is een behoorlijk hoog getal voor een gewichtsstand! Niet te geloven hoe die arme jongedame dat voor elkaar had kunnen krijgen. Maar daar ging ik me verder niet mee bezighouden.
Ik houd niet van programma’s over dikke mensen. Ik weet niet precies waarom. Ik krijg een soort onbestemd gevoel ervan. Wellicht is het te confronterend voor me. Ik ben ook dik, dus zo’n zelfde soort beeld zie ik dagelijks in m’n eigen spiegel. Alhoewel er uiteraard verschillende maten van (morbide) obesitas bestaan.
Ondertussen zat ik toch al een hele tijd met een half oor naar de dikke dame op de televisie te luisteren, die haar levensverhaal aan het vertellen was. Ze vertelde dat ze Dolores heette, negenendertig jaar was, woonachtig was in Texas en al haar hele leven last had van overgewicht. Ze leek een vriendelijke vrouw met haar hazelnootbruine amandelvormige ogen, rozige appelwangen en blonde krulletjes. Ze maakte een ietwat verlegen en onzekere indruk, lichtelijk beschaamd zelfs. Alsof ze zich leek te schamen voor hoe ze is en hoe treurig ook, dát ze is. Toen ik wat langer in haar ogen keek, zag ik een prachtige, hartelijke en liefdevolle vrouw binnen in haar. Maar ik moest wel heel goed kijken om die te kunnen zien. Want als ik dat niet had gedaan, zou ik waarschijnlijk alleen maar haar extreme zwaarlijvigheid hebben gezien.
Dolores ging verder met vertellen en ik begon steeds meer aan haar intrigerende lippen te hangen. Die fascineerden mij niet alleen mateloos door de vrij wijze woorden die eruit kwamen, iets wat ik op een of andere manier niet achter haar had gezocht ̶ over vooroordelen gesproken. Maar ook doordat ik me afvroeg hoeveel voedsel zij langs diezelfde lippen had laten gaan.
Dolores deed ondertussen haar levensverhaal uit de doeken. Ze had eigenlijk een vrij normaal leven geleid met de bijbehorende ups-and-downs.
‘Ik heb altijd een behoorlijke eetlust en zware lichaamsbouw gehad waardoor ik al op jonge leeftijd te dik was,’ vertelde ze verder in haar moedertaal met zwaar Texaans accent. ‘En als onzekere puber ging ik helemaal los met eten, maar ook met diëten. Eigenlijk wilde ik in mijn jongere jaren afvallen om me zelfverzekerder te voelen. En daar ging het mis. Want het was niet zozeer dat ik lichamelijk niet goed in m’n vel zat, maar juist psychisch. Vanaf toen ging ik emoties onbewust koppelen aan eten, alsof deze onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Alle emoties waarmee ik te maken kreeg, probeerde ik weg te eten of juist tot-nooit-meer-ziens te diëten. Daardoor viel ik af en kwam ik aan, viel ik af en kwam alles binnen de kortste keren weer eraan. Over and over again. En met iedere kilo vet die ik verloor, maar die er vervolgens nog sneller aankwam, viel ik een kilo eigenwaarde af. Tot het moment dat ik geen gevoel voor mezelf meer overhad en gevoelsmatig alleen nog maar bestond uit gevoelloos vet, terwijl ik de dieetseizoenen zag ondergaan in een eeuwigdurend eettijdperk. Toen ging het heel snel bergafwaarts, of eigenlijk bergopwaarts. Van 325 naar 350 pounds. Vervolgens werd het in korte tijd 375 pounds. In een mum van tijd zat ik op de 400 pounds. Naar 410 is maar een klein stukje, en als vanzelf volgden 425, 450, 460, 470 pounds en ga zo maar door. Hoe dikker ik word, hoe minder ik kan leven, want mijn zwaarte krijgt steeds meer invloed op mijn dagelijkse bezigheden. Iedere stap die ik neem, iedere handeling die ik moet verrichten, kost mij veel moeite.
Een groot gedeelte van mijn sociale leven zie ik stukje bij beetje verdwijnen omdat ik meer en meer aan huis gekluisterd raak naarmate ik dikker word. De relatie met mijn partner wordt negatief beïnvloed door alle belemmeringen die mijn gewicht met zich meebrengt. Hij steunt mij waar hij maar kan, maar zelfs hij kan niet tot mijn eetmonster doordringen en daar heeft hij het moeilijk mee. Ik wil hem echt niet kwijt, maar hoe belangrijk mijn partner ook voor mij is, eten is blijkbaar nog belangrijker.
Met iedere kilo die ik aankom, verlies ik een stukje van m’n leven. En het blijft maar doorgaan. Hoe graag ik het ook wil, hoezeer ik alles wat ik nog overheb ervoor op zou willen geven… Ik kán het proces van aankomen en mezelf volproppen gewoonweg niet stoppen. Hoe graag ik het ook wil, het lukt me niet…’
‘Maar Dolores toch,’ riep ik geëmotioneerd voor de televisie uit, ‘waarom dan niet? Hoe heb je het in vredesnaam zover kunnen laten komen? Waarom doe je jezelf dat aan?’
Ik riep naar haar: ‘Je bent zo mooi vanbinnen, dat zie ik! Geef die buitenkant nu toch ook de kans om te stralen. Geef jezelf de kans om het leven te leiden dat je wil en dat je toekomt. Je bent het zo waard! Waarom kun je jouw eetgedrag niet een beetje meer onder controle houden? Wáárom niet?’
Dan vervolgt ze haar verhaal: ‘…omdat ik aan een vooralsnog onoverwinbare eetverslaving lijd, dáárom niet.’
Ik voelde de koude rillingen over m’n lijf. Koude rillingen over m’n hele lijf, door merg en been. Waarschijnlijk kwam het doordat ik zo kon meevoelen met Dolores. Ik voelde intens haar pijn. En m’n hoofd bleef maar bezig. Denken, peinzen, denken, mijmeren. Ik kon mijn gedachten niet meer stoppen. Ik bleef maar denken aan Dolores en haar ziekelijke eetgedrag. Haar verhaal deed zo ontzettend veel met me. En ik kon me zo goed inleven in haar situatie. Alsof ik haar verdriet, wanhoop en schaamte zelf meemaakte. Ik ervoer de intense emoties die schuilgingen achter het verhaal van deze Amerikaanse vrouw. Misschien voelde ik haar pijn zo intens omdat ik haar zo goed begreep.
Want helaas begrijp ik als geen ander wat het is om geen controle te hebben over je eigen eetgewoonten. Weliswaar ben ik niet zo dik als Dolores, maar ik weet net als zij wat het inhoudt om je machteloos te voelen omdat er een eetmonster in je zit dat alsmaar sterker wordt door je eigen gedrag.
Ik zit met m’n collega’s gezellig op een vrijdagmiddag aan de borrel en ik kijk m’n ogen uit. Om mij heen staan de lekkerste hapjes uitgestald. Ik zie kaasblokjes, toastjes met brie en crackers met yoghurtspread. Ook zie ik bakjes met zoute stokjes, rijstchips, popcorn. En ga zo maar door: bakjes met chips, bakjes met nootjes, bakjes met Japanse mix en zelfs bakjes met chocoladenootjes. Wat een lekkers allemaal. Maar ik blijf zo veel mogelijk ervan af, want ik probeer te lijnen. Vaak doe ik dat door het volgen van diëten, maar deze keer probeer ik gewoon gezond te eten.
‘Ik mag straks in het kader van mijn tussendoortje één snack nemen, maar meer ook niet,’ spreek ik mezelf moedig toe.
De gesprekken om mij heen zijn druk gaande en ik kan het niet laten om mijn ogen goed de kost te geven. Het is prima dat ik niet te veel ervan mag eten, maar ik mag natuurlijk wel ernaar kijken.
Na een halfuurtje besluit ik dat het tijd is voor het middagtussendoortje.
Laat ik verstandig kiezen, neem ik me in gedachten voor en daarmee valt de helft van de bakjes gelijk af, maar er is nog meer dan genoeg keuze over.
Hm, ik heb nog bijna nooit mijn lekkere trek gestild met popcorn, zoute stokjes, Japanse mix, rijstchips, toastjes met yoghurtspread of krokante, gekruide crackertjes,’ bedenk ik.
Meestal ga ik direct voor hardcore snacks, zoals chocolade, chips en bitterballen. Als het maar zoet, vet, veel of een combinatie hiervan is. Dus ik ben benieuwd hoe dit me bevalt. Ik kies voor twee toastjes met yoghurtspread, een paar zoute sticks en drie gekruide crackertjes. En iets zegt me dat ik best wat chocolade mag, alles met mate: ‘Vooruit, laat ik toch ook maar een heel klein handje van die chocoladenootjes nemen, want die vind ik zo lekker.’ Ik stop de chocoladenootjes in mijn mond en ik merk dat deze naar meer smaken. Ik verkeer in dubio of ik nog een handje chocoladenoten zal nemen.
‘Nog een klein handje dan, dat kan geen kwaad,’ hoor ik mezelf opeens zeggen. ‘Nu geen gekkigheid meer. Ik ben echt klaar met snacken,’ spreek ik mezelf streng toe. Op zich kan ik nog wel wat toastjes yoghurtspread en nog een paar gekruide crackertjes op. En zeer zeker de gehele bak met chocoladenoten. Maar ik kan me redelijk gemakkelijk inhouden en verstandig genoeg zijn om te weten dat mijn lekkere trek nu gestild is. Ik heb ervan genoten en daarmee is het vrijdagmiddagtussendoortje officieel beëindigd. Vervolgens stort ik me verzadigd in het gezellige geborrel.
Een kwartier later hoor ik opeens een stem vanuit het niets tegen mij zeggen: ‘Het kan helemaal geen kwaad om nog een lekker handje met chocoladenoten te pakken, dat mag best.’
Wat krijgen we nou? denk ik, waar komt dat stemmetje nou vandaan? Ik kijk om me heen, maar alle collega’s zijn druk aan het kletsen.
En weer hoor ik de stem zeggen: ‘Neem maar lekker wat van die lekkere choconootjes, dat mag best!’
‘Huh, het komt uit… mezelf,’ stamel ik in mezelf en tegen mezelf. Een gedachtestroom komt op gang: dat is wel heel vreemd, want ík ben het niet. Ik wil helemaal geen chocolade meer eten. Want ik heb net met mezelf afgesproken dat ik een paar verantwoorde snacks mocht eten. En dan die paar extra handjes chocoladenootjes, iets wat ik eigenlijk niet van plan was. En ik heb bedacht dat het nu voldoende is geweest en het middagtussendoortje is afgelopen. Die afspraak heb ik met mezelf gemaakt. Daar houd ik me aan en that’s it. Dus één ding is zeker: het stemmetje kan dan wel uit mij komen, maar ík ben het zeker niet!
Weer hoor ik het stemmetje met dezelfde boodschap: ‘Neem maar van die lekkere choconoten, neem het maar, toe maar!’
Het stemmetje is steeds dwingender en blijft maar doorgaan tot het moment dat ik begin te twijfelen en ikzelf ook een beetje in de stem ga geloven.
Hé, maar wacht even… nu begrijp ik het. Nu snap ik wie tegen me praat, kom ik opeens tot inzicht. Het is dat verdomde eetmonster in mij! Daar ga ik dus mooi geen gehoor aan geven hè, wat denkt-ie wel? denk ik in eerste instantie. Mijn volgende gedachten worden echter wat twijfelachtiger: maar misschien heeft mijn eetmonster ook wel gelijk en kan nog één handje chocoladenoten geen kwaad.
‘Jazeker Judith, ik heb helemaal gelijk. Geloof me, je hebt nu toch al wat dingetjes gegeten die eigenlijk niet in je dieet thuishoren. Dus dan kun je nu beter even doorgaan, anders krijg je later juist weer trek,’ zegt mijn eetmonster tegen me.
Ja, daar heeft-ie wel een punt natuurlijk. Maar aan de andere kant, ik wil het niet. Ik ben net zo goed bezig met mijn gezonde eetpatroon, bedenk ik.
‘Ja, maar echt Judith, luister nou naar mij. Bedenk hoe ontzettend lekker je chocolade vindt. Dat kun je jezelf toch niet misgunnen. Je hebt al zo vaak hele zakken met chocoladenoten weggewerkt. Iets wat zo lekker is, kan je toch geen kwaad doen?’ geeft m’n eetmonster mij lik op stuk.
Volledig in tweestrijd overkomt mij de twijfel steeds heviger: uh ja, ik weet niet hoor…
‘Kom op Judith, luister naar mij. Ik heb het beste met je voor. Kijk naar die chocolade en bedenk hoe close jullie altijd geweest zijn,’ zegt de stem.
Het ene moment twijfel ik nog, en het is juist dat ogenblik van twijfel en zwakte waarvan het eetmonster het volgende moment gretig misbruik maakt. En binnen een mum van tijd heeft-ie mijn hele doen en laten in z’n totaliteit overgenomen. Ik werp een aantal handen met chocoladenoten schrokkend naar binnen. Waar ik mee bezig ben gaat vliegensvlug aan mij voorbij, terwijl het eetmonster in mij eens uitgebreid ervoor gaat zitten.
‘Nu we die chocolade toch al hebben gegeten, is het een goed idee om ook nog wat andere hapjes te eten, want nu mag het nog. Neem maar lekker veel en dan mag je morgen weer verder met dat gematigde dieet van je,’ manipuleert de stem verder.
En zo eet ik tijdens die gezellige vrijdagmiddagborrel nog wat kaasblokjes, wat handen chips, nootjes en toastjes met brie. Het eetmonster in mij is wakker en wil ontbijten…
‘Dat ging net dus helemaal mis,’ concludeer ik als ik vanaf m’n werk het weekend tegemoet rijd. ‘Maar goed, gedane zaken nemen geen keer. Het is verder nog geen ramp. Vanaf nu ga ik me gewoon weer aan m’n gezonde voedingspatroon houden. Of… of zal ik anders vandaag verder niets meer eten, ter compensatie, dat ik m’n avondeten en laatste tussendoortje oversla. Dat kan toch best? Of wacht, ik heb een veel beter idee! Ik ga vandaag even door met eten en dan bouw ik morgen een strenge dieetdag in. Ja joh, dan eet ik morgen alleen fruit en groente!’
Maar dan realiseer ik me dat mijn voorkeur toch echt ernaar uitgaat om gewoon verder te gaan met mijn gezonde voedingspatroon.
‘Kom op meid, wel de juiste weg blijven volgen!’ spreek ik mezelf vastbesloten toe. Ik parkeer m’n auto bij het winkelcentrum en loop naar de supermarkt voor mijn wekelijkse boodschappen. In de supermarkt pak ik mijn boodschappenlijstje erbij en ga aan de slag. En dan, vanuit het niets, hoor ik weer de verduivelde stem.
‘Judith, je hebt je vandaag al volledig laten gaan. Daarom kun je daarvan beter nog even gebruikmaken, want vandaag is toch al verpest. En dan kun je morgen weer volledig verzadigd starten met je gezonde voedingspatroon.’
Nee hè, krijgen we die stem weer, denk ik vermoeid. Nee, ik doe het niet.
‘Ja, maar meisje, je moet niet altijd zo streng voor jezelf zijn. Je hebt een drukke week achter de rug. Het is nu lekker vrijdagavond en je hebt het verdiend!’
Dat weet ik en ik heb ook hard gewerkt en ik heb het verdiend. Maar ik verdien ook een gezond leven. Dus vandaar dat ik het toch niet doe.
‘Judith, Judith, Judith, houd nu maar op met je gespeelde vastberadenheid. Ik ken je veel beter dan jij denkt. We weten allebei wat er komen gaat. Je vindt het veel te lekker om te weerstaan. Veel te lekker.’
Uit m’n evenwicht gebracht door deze opmerking voel ik mezelf in kracht afnemen, terwijl ik de gedachten van het eetmonster in mij steeds overheersender voel worden. Een halve minuut verzet ik geen stap, maar ben ik verzeild in een gespannen tweestrijd.
‘Volg ik het betoog van mijn eetmonster of kan ik nog voldoende ruggengraat tonen om me ertegen te verzetten?’ vraag ik aan mezelf.
Besluiteloos en op van de zenuwen sta ik in de supermarkt. Wel. Niet. Ja. Nee. Toch maar wel. Toch maar niet. Of toch wel? Nee, toch niet. Of ja. Nee, toch maar nee. Of toch ja, nee, niet…
En dan, voordat ik het doorheb, slaat de machtige stem in al zijn over(ge)wicht toe: ‘JAAA,’ buldert hij dwars door al mijn besluiteloosheid heen. ‘JAAA, ík hak de knoop voor je door en wij gaan vandaag nog alles eten. En morgen kun je je dan weer aan je gezonde voedingspatroon gaan wijden.’
Zo gezegd zo gedaan. Het eetmonster in mij wint het voor de zoveelste keer van mij en ik trek me schaamtevol terug, terwijl ik ondertussen m’n kar vul met junkfoodproducten. De daaropvolgende eetbui gaat aan mij in een roes voorbij, waarbij mijn eetmonster zich actief inzet om zo veel mogelijk junkfood naar binnen te werken en daar lekker van te genieten. Nou ja, genieten… Het gaat dit eetmonster niet om genieten. En zelf geniet ik al helemaal niet ervan. Het lekkere gaat er absoluut vanaf als je abnormaal veel junkfood binnen een paar uur naar binnen stouwt. En naderhand voel ik me, met zoveel junkfood in mijn maag, al helemaal niet lekker. Ik ervaar dan eerder een benauwd gevoel, soms zelfs een pijnlijk gevoel.
Tot twee weken hierna blijft mijn eetmonster mijn gezonde verstand overnemen, schiet mijn kilostand in volle vaart omhoog en eet ik alsof mijn leven ervan afhangt. En ergens is dat ook zo. Mijn leven hangt echt van mijn eigen eetgedrag af.
7. DE NAAKTE WAARHEID
Mijn leven draait niet om mezelf. Mijn leven staat in het teken van diëten en overeten. Mijn dieetmanies en eetrazernijen hebben ongezonde vormen aangenomen. Zij bepalen in wezen mijn hele leven. En ze zorgen ervoor dat ik niet het leven leef dat ik voor mezelf voor ogen heb. Om over mijn gezondheid nog maar te zwijgen. Ik pleeg roofbouw op mijn eigen lichaam en ik realiseer me maar al te goed welke onherstelbare schade dat op den duur kan aanrichten. En het op den duur zie ik door mijn toenemende gezondheidsklachten steeds dichterbij komen, wat benauwend aanvoelt. Desalniettemin kan ik mijn eetgedrag niet veranderen en blijft eten het meest belangrijke in mijn leven. Eten verkies ik boven mijzelf. Eten verkies ik boven mijn leven. Eten verkies ik eigenlijk boven alles en iedereen.
Het lijkt voor mij momenteel van levensbelang om vaak alleen te zijn om in m’n eentje nergens aan te hoeven denken en daarbij overmatig te eten zonder dat iemand het ziet. Eten wat ik maar wil en hoeveel ik maar wil. Heerlijk alles gedachteloos naar binnen werken. Mijn eigen heilige eetmomentjes zijn bijzonder voor me. Ook al weet ik dat ze in werkelijkheid meer kapot maken dan me lief is.
Werkelijk mijn hele leven staat in het teken van mijn dwangmatige overeten en gejojo. Ik krijg niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk het heen-en-weer ervan. Maar ik heb geen idee hoe ik het kan stoppen.
Als ik niet met een dieet bezig ben, dan verander ik in een eetmonster. Anders dan dat kan ik het niet verwoorden. De drang om te overeten is sterker dan ikzelf ben. Natuurlijk weet ik precies wat ik in mijn eigen mond stop, maar op een of andere manier ben ik machteloos tegen mijn eigen eetmonster. Ik heb een niet te stillen honger, ontstopbaar en onverzadigbaar.
Als je mij vraagt te kiezen tussen mijn junkfood & friends en mijn family & friends, dan kies ik in het alledaagse leven bijna altijd voor dat eerste. Hoe erg dat ook klinkt, is het gewoon de waarheid. Ik kies mijn junkfood & friends dikwijls boven mijn eigen family & friends. Dat weet ik zeker, want die keuze heb ik al veelvuldig gemaakt in m’n leven…
Ik heb de buit binnen! Terwijl ik het spul afreken, zie ik plots wat bekenden aankomen. Maar gelukkig zien ze mij niet staan en blijft die beschamende vertoning me bespaard. Op mijn vaste stekkie hebben ze niet alles wat ik zoek, dus ik ga daarna nog naar een ander verkooppunt. Daar loop ik gelukkig tegen een mooi dealtje aan en ik kan mijn favoriete spul goedkoop scoren. Thuis aangekomen stal ik mijn vangst van vandaag eens goed uit om deze te bekijken. Ik ga een geweldig weekend tegemoet samen met míjn spul en er is niemand die daartussen gaat komen. Zelfs mijn vriend niet. Hij zal wel langskomen dit weekend, maar dan verstop ik mijn spul. En dan ga ik vervolgens vol verlangen wachten tot het moment dat hij me weer voor even verlaat.
Vanochtend belde een vriendin op om te vragen of ik morgenavond met haar naar de film wilde. Heel kordaat doch beleefd heb ik de uitnodiging afgeslagen. M’n afspraak van zondag heb ik gelukkig ook kunnen cancelen. Ik had afgesproken overdag naar wat familie te gaan en daar te blijven eten. Het is al een tijdje geleden dat we elkaar gezien hebben en ik had graag even met ze bijgekletst. Maar een hele dag daaraan besteden vind ik echt zonde van mijn tijd, omdat ik die dan niet meer samen met mijn lievelingsspul kan spenderen. Want ik moet nog wel even ervan genieten nu het nog kan. Maandag kap ik namelijk ermee. Ja nee, maar nu echt hoor! Dit betekent dus dat ik alleen het weekend nog de tijd met mijn spul heb. En daar moet ik natuurlijk op de grootst mogelijke wijze misbruik van maken. Maandag is het namelijk uit met de pret en ga ik cold turkey ertegenaan. Laat ik maar snel starten met het innemen van mijn spul, want er is geen minuut te verliezen en voor je het weet is het weekend alweer voorbij.
Ik voel me volkomen verzadigd en als een kind in luilekkerland. Dit weekend kan niet meer stuk. Ik kan niet wachten om te beginnen aan de heerlijke dagen met het spul en verder vrijwel niets of niemand om me heen die mijn geluk kan verstoren. Ik voel een gelukzalig gevoel van tevredenheid. Ik heb een gehele avond plus nog twee lange dagen samen met mijn geliefde junkfood.
Waar kan een vrouw als ik, met zo’n verrukkelijk weekend voor de boeg, nog meer naar verlangen?
Het is me inmiddels wel duidelijk dat ik een obsessie voor de junkfoodachtigen heb ontwikkeld. En hoe dat zo ontstaan is… Ik denk dat ik altijd al een fascinatie heb gehad voor lekker eten en vooral voor (te) veel lekker eten. Mijn behoefte daaraan is altijd groter geweest dan die van de gemiddelde mens. Van kinds af aan heb ik hier last van…
Ik weet nog dat ik, samen met mijn beste vriendinnetje van de lagere school, een periode lang vrijwel iedere dag na schooltijd naar het winkelcentrum ging. Ik denk dat ik toen hoogstens tien jaar oud was. We kwamen niet naar de winkels om doelloos langs de etalages te lopen. Iedere dag namen wij onze schuilplaats in bij de achtermuur van een supermarkt. Er stonden daar allerlei spullen van die winkel: lege bakken, dozen, afval, containers en karretjes. Winkelmedewerkers liepen in en uit. We wachtten onze kans af en zodra even niemand van de medewerkers buiten was, zetten mijn vriendinnetje en ik het op een rennen om een winkelkarretje weg te kapen.
Nadat we met supermarktkar en al op een veilige plek waren aangekomen, brak het moment suprême aan… Zat er wel of zat er geen gulden in de kar? Vaak was het karretje leeg. Maar als de gulden erin zat, dan voelde ik mij de koningin te rijk, want ik wist wat er dan ging gebeuren. In dat geval liep ik samen met mijn vriendinnetje naar dezelfde winkel als die waarachter we ons verscholen. Alleen dan renden we niet als nerveuze boefjes richting de achtermuur. We liepen rustig met opgeheven kinderhoofdjes door de voordeur naar binnen en rechtstreeks naar het Pad der Chips.
Ik zie mezelf nog ernaartoe lopen in m’n kinderlijke onschuld met m’n gezonde kinderlijf. In een gekleurd spijkerbroekje met hoge taille en een knallend shirt in dezelfde felle kleur, vrolijk afgestemd met m’n sneakers, haarstrik en oorbellen. Toen nog onwetend dat ik dat pad in m’n verdere leven nog ontstellend vaak zou gaan lopen.
‘Hé Lise, kopen we vandaag paprika of naturel?’ vroeg ik aan m’n vriendinnetje.
‘Weet ik niet, maakt me niet zo veel uit. Of zullen we van die roze bubblegum kopen?’
Bubblegum? dacht ik vertwijfeld, zei ze dat nou echt? Je gaat toch geen kauwgom kopen als je voor hetzelfde geld een zak lekkere chips kan kopen? Is ze niet goed snik ofzo? Nou uh, ik neem hier snel de benen voordat ze serieus gaat denken dat ze liever bubblegum wil. Dit chipsmoment laat ik niet uit mijn handen glippen!
‘We nemen vandaag een zak paprikachips,’ zei ik resoluut tegen Lise en ik graaide de chips uit het schap en beende door de winkel naar de kassa.
Nadat we hadden afgerekend snelden we naar ons rustige plekje waar we ons al menigmaal met onze zak chips hadden genesteld. Het was een plekje vlak bij het water, met aan de ene kant bosjes en aan de andere kant een grote speeltuin.
Terwijl we ons het plekje eigen maakten, borrelde een zenuwachtige spanning in me naar boven. Over een paar seconden zou het zover zijn. Dan kon ik die grote zak chips opentrekken en hem, samen met Lise natuurlijk (waarvan ik uit ervaring wist dat ze nooit zo veel wilde) helemaal tot op de laatste kruimel leegeten. Het zenuwachtige gespannen gevoel voor wat komen ging verdween als sneeuw voor de zon zodra de zak open was en veranderde in een serene rust. De kalmte begon altijd als ik met mijn handen de goddelijke chips kon aanraken. Het paprikapoeder met mijn eigen kinderneus kon ruiken. Die prachtige chips met mijn eigen ogen kon aanschouwen. Maar bovenal de chips met mijn eigen tong kon proeven. Het was geweldig om de wetenschap te hebben dat Lise na een paar kinderhandjes chips toch al vol zou zitten, en ik de rest van die grote zak in m’n eentje kon verorberen. Daardoor leek er geen einde te komen aan die zak. Dat gaf een superlekker gevoel. Zodra die zak openging dacht ik verder nergens meer aan en zei ik niets meer tegen Lise, ik genoot alleen nog maar. Ik genoot intens. Ik genoot van die verrukkelijke chips. En wanneer ik aankwam bij het onderste gedeelte van de zak, daar waar zich nog een restje chips bevond waar ik eigenlijk geen trek meer in had, dan at ik gewillig door.
Naarmate de jaren vorderen, blijkt er steeds sneller een einde aan die grote zak chips te komen. Zelfs als ik hem helemaal in mijn eentje verorber. Een zak chips geeft mij niet meer de weldadige voldoening die deze mij in mijn kinderjaren wel heeft gegeven. Waarschijnlijk komt dit onder andere omdat ik de zak paprikachips (en naturelchips, en al die andere soorten die ‘zoutjesaan’ erbij komen) ben gaan misbruiken om mijn emoties mee weg te eten. En dan kun je natuurlijk blijven eten.
Ondertussen, een béétje tegenstrijdig, ben ik tegelijkertijd juist bezig om overgewicht te verliezen. Ieder dieet dat mij ter ore komt, pak ik met beide handen aan. In totaliteit heb ik de afgelopen vijftien jaren zeker meer dan honderd verschillende diëten geprobeerd. Veel bestaande diëten, maar een behoorlijk aantal is door dikke ikke in hoogsteigen persoon bedacht. Ik durf zeker te zeggen dat ik een dieetervaringsdeskundige ben, en dan met name op het gebied van crashdiëten…
Een druivendieet, een ik-heb-er-zin-in-dieet, een duur-en-commercieel-maaltijdvervangers-dieet, een tien-kilo-eraf-in-een-maand-dieet, een geen-brood-dieet, een detoxdieet, een aan-enthousiasme-geen-gebrek-dieet, nog een prijzig-maaltijdvervangers-dieet, een brooddieet, een geen-koolhydraten-dieet, een help-ik-wil-zo-veel-mogelijk-kilo-kwijt-dieet, een deze-methode-gaat-bij-mij-werken-dieet, een groentedieet, nog een kostbaar-en-alom-gevierd-maaltijdvervangers-dieet, een combi-sport-en-zo-weinig-mogelijk-eten-dieet, een ik-wil-weer-in-mijn-kleinste-kledingmaat-passen-dieet, een yoghurtdieet, een huis-tuin-en-keuken-dieet, een siroopdieet, een rauwkostdieet, een 13-dagen-dieet, een duur-en-graag-gezien-tijdens-social-talks-dieet, een dit-gaat-echt-werken-dieet, een ik-wil-slank-zijn-dieet, een badpakproof-dieet, een 10-dagen-dieet, een 100-dagen-dieet, een nu-gaat-het-echt-lukken-dieet, een appeldieet, nog een gepeperd-doch-alom-geprezen-maaltijdvervangers-dieet, een geen-vlees-en-kaas-dieet, een dit-dieet-lijkt-voor-mij-gemaakt-dieet, een wanhoopsdieet, nog een duur-en-geliefd-dieet, een om-de-dag-alleen-groente-en-brood-dieet, een help-ik-ga-over-een-maand-op-vakantie-dieet, een eiwitdieet, een nooit-meer-snoepen-dieet, een dit-dieet-is-mij-op-het-lijf-geschreven-dieet, een iedere-dag-sporten-en-geen-tussendoortjes-dieet, een samen-met-m’n-vriendinnen-dieet, een samen-met-m’n-collega’s-dieet, een gezond-verstand-dieet, een crackerdieet, een goedkoop dieet, een eten-zonder-vet-dieet, een ik-ben-er-echt-zo-klaar-mee-dieet, een alleen-natuurlijke-producten-dieet, een in-groepsverband-dieet, een allerlaatste-poging-dieet, een maar-hier-heb-ik-echt-vertrouwen-in-dieet, een om-de-dag-alleen-maar-fruit-dieet, weer zo’n populair gepeperd dieet, een sapvasten-dieet, een gedeeltelijk maaltijdvervangers-dieet, een help-ik-ben-te-dik-dieet, een zelfs-m’n-grootste-kledingmaat-in-de-kast-pas-ik-niet-meer-dieet, een alleen-maar-zuivel-dieet, een maar-hier-ga-ik-echt-voor-dieet, nog een-ander-wetenschappelijk-onderzocht-en-prijzig-dieet, een laatste-strohalm-dieet, een potverdikkie-ik-ben-weer-op-m’n-zwaarst-dieet, een ik-heb-houvast-nodig-aan-iets-of-wat-dan-ook-dieet, een klysma-dieet, een ik-ben-supergemotiveerd-dieet, een kom-maar-op-ik-kan-het-dit-keer-volhouden-dieet, een eierdieet, een de-sterren-staan-gunstig-dieet, een maar-nu-gaat-het-me-echt-lukken-dieet, enzovoorts…
Zo kan ik nog wel even verdergaan. Al deze diëten, die beter voedingsregimes zijn te noemen, grijp ik gretig aan met een daadkracht alsof het mijn laatste redding betreft. Bij ieder dieet krijg ik het hoopvolle gloriegevoel dat ik iets gevonden heb wat me ditmaal zéker gaat helpen om blijvend af te vallen. En bij ieder dieet komt telkens als een soort van oerkracht de gedachte bij me op dat dit dan eindelijk dé oplossing voor mij is om tot duurzaam gewichtsverlies te komen. Dat dit dieet mijn langverwachte wegwijzer zal zijn:
‘Deze keer is het anders.’
‘Dit dieet gaat echt bij me werken.’
‘Ik weet het zeker, dit is het antwoord op mijn probleem.’
‘Maar nu ga ik echt ervoor, dit kan gewoon niet mislukken.’
‘Dit is het juiste dieet voor mij, dat voel ik zo intens.’
‘Dit wordt hem, nu ga ik zeker knallen.’
En ik kan zeggen: het afvallen lukt me ook steeds. Maar het blijvende stukje, daarmee heb ik toch wat meer moeite. Dat blijkt zich toch steeds weer iets té vrijblijvend te voelen. Want na ieder dieet ga ik non-stop op dezelfde wijze door met eten zoals ik gewend ben. En dat laat mijn afgevallen lichaam zich natuurlijk lekker smaken, waardoor ik uiteindelijk zwaarder ben dan vóór het dieet. Ik val negen kilo af en er zitten er binnen een mum van tijd weer twaalf aan. Ik val acht kilo af en ik heb er tien binnen de kortste keren weer gezellig bij. En zo blijft mijn gewicht heen en weer schommelen zoals het een gewichtig schommelaar betaamt. Alle diëten die ik volg zijn natuurlijk geen oplossing voor het wáárom achter het zovele eten en waardóór ik keer op keer aankom. Stuk voor stuk zeggen die diëten me enkel en alleen wat ik moet eten en drinken om af te vallen.
Ik probeer ook weleens af te vallen door het opbouwen van een normaal voedingspatroon. Maar gek genoeg houd ik het volgen van een gezond voedingspatroon meestal minder lang vol dan het volgen van een crashdieet. Alhoewel ik tegelijkertijd wel kan zeggen dat ik het volgen van al die diëten behoorlijk vermoeiend vind. Want het zijn natuurlijk niet alleen die diëten. Het is de aanloop naar het dieet toe, die bij mij meestal maar van zeer korte duur is, maar tóch. Het is het aanpassen van de boodschappenlijstjes. Mijn lichaam dat aan het nieuwe eetpatroon moet wennen. Het inschrijven bij de sportschool, en eventuele etentjes die in de planning staan afzeggen. Het is mijn omgeving instrueren over wat ze voor me in huis kunnen halen. Het opzoeken van kleinere kledingmaten in mijn kast. En zo kan ik nog wel even verdergaan. Het diëten doe ik niet zomaar. Daar heb ik een hele dagtaak aan. Het is eigenlijk een soort way of life voor zo’n bezielde ‘diëter’ als ik.
Omdat het zoiets alledaags voor me is, heb ik vermoedelijk nooit erbij stilgestaan dat het verre van normaal is waarmee ik me bezighoud. Ik weet dat mijn eetgedragingen niet gezond en zeker niet normaal zijn. Maar tot nu toe is nooit eerder bij me opgekomen dat ook mijn dieetgedragingen onder de noemer abnormaal behoren. Wellicht komt dit doordat er altijd zo veel mensen om me heen op dieet zijn. Ik bespreek het met mijn collega’s bij ons theetje op de vroege ochtend. Ik huil uit bij medediëters als het weer eens de verkeerde kant opgaat. En ik deel ervaringen over de nieuwste diëten met dikke lotgenoten. Dat voelt eigenlijk als een heus sociaal gebeuren.
Op zich is het best een prestatie dat ik zo veel diëten heb gevolgd. Het ene dieet slaat vanzelfsprekend beter aan dan het andere. Maar door ieder dieet val ik af. Met sommige diëten val ik een paar luttele kilootjes af en met andere heel veel. Als ik in een goede flow zit, volg ik verschillende diëten achter elkaar zodat ik tien, vijftien of twintig kilo afval. En soms zelfs nog meer dan dat. Maar al ben ik nog zo gemotiveerd en bevlogen om mijn nieuwe lijntje voorgoed te behouden… Het is me nooit gelukt. Bloedfanatiek en dolenthousiast ben ik altijd om dat gewichtsverlies in stand te houden. En als het dan weer misgaat, dan kan ik mezelf wel iets aandoen, ware het niet dat ik dat al doe.
Hoe kan ik het nu weer zover laten komen, terwijl ik er net zo veel moeite voor heb gedaan om die overtollige kilo’s kwijt te raken? Hoe kan ik mezelf zo laten gaan, terwijl ik net zo ontzettend veel kilo’s lichter was en ik me daar zo lekker bij voelde? denk ik dan. Maar deze gedachten komen altijd als mosterd na de veel te overvloedige maaltijd(en).
Ik heb nooit een antwoord erop gekregen hoe het kan dat ik voortdurend faal en zo zelfdestructief te werk ga. Hoeveel discipline ik ook heb om steeds die tientallen kilo’s af te vallen, zo weinig daadkracht laat ik zien om dat gewichtsverlies te behouden. Steevast blijk ik kansloos tegen de kilo’s die onherroepelijk weer erbij komen. Ik zie zo veel andere mensen om me heen gewoon normaal met eten omgaan en een normaal postuur hebben.
Waarom zij wel en ik niet? mijmer ik herhaaldelijk. Wat is de verklaring voor mijn voortdurende falen als het gaat om mijn gewichtsbeheersing? Ben ik misschien gewoon een totale mislukkeling die in het rijtje van de misbaksels en slappelingen thuishoort?
Vanbinnen voel ik mij enorm waardeloos, hoewel ik natuurlijk ook besef dat ik meer ben dan alleen mijn gewicht. Maar als het om mijn gewichtsbeheersing gaat, ben ik zwaar ontevreden. En juist dát gedeelte krijgt steeds meer invloed.
Diëten volg ik onherroepelijk op door eten. Veel eten, heel ontstellend belachelijk veel eten. Soms eet ik omdat ik het gewoon zo lekker vind. Ik ben een lekkerbek pur sang. Regelmatig eet ik om emoties te verdoven. Dat is de emotie-eter die in mij huist. En ik eet vooral ook vaak simpelweg omdat het op dat moment mag. Nog mag. Want uiteraard zit ik in de tussentijd alweer te broeden op een nieuw fantastisch en drastisch dieet. En hierdoor krijg ik een hevige behoefte om te gaan bunkeren. Alsof het van levensbelang is. Er is voor mij geen ontkomen aan. Het voelt als drang. En zelfs als een onontkoombare dwang. Al die diëten waarmee ik dagelijks, wekelijks of maandelijks vol goede moed start, die start ik vooral met een veel te volle buik.
‘Vandaag moet ik alles nog eten, want morgen ga ik lijnen.’
‘Deze week ga ik eten alsof mijn leven ervan afhangt, want vanaf maandag mag ik alleen nog maar eiwitten.’
‘Komende dagen doe ik me tegoed aan alles wat ik bij mijn volgende dieet niet meer mag eten.’
‘Deze weken ga ik werkelijk alles eten zodat ik er tijdens mijn voorgenomen dieet flink tegenaan kan.’
‘Ik moet vandaag verplicht van alle smaken nog iets proeven want vanaf morgen kan het niet meer.’
Zodra ik begin met een dieet, is de keiharde realiteit dat het op een gegeven moment mislukt en het eetmonster zich smakelijk in z’n handen wrijft. Ik eet dan alles wat mijn eetmonster wil en ik kan zeggen dat-ie niet zo van groente en fruit houdt. Het ‘gezonde’ kleurrijke voedsel dat ik dan binnenkrijg, bestaat vooral uit M&M’s en roze koeken.
Die hele eettoestand waarin ik dan verkeer, accepteer ik beslist niet zonder slag of stoot. Ontelbaar veel avonden heb ik alles uit de junkfoodfamilie wat ik in huis had weggegooid met het voornemen om morgen weer te starten met een dieet. En met de junkfoodfamilie bedoel ik niet alleen de harde kern, ook de gezondere aanverwanten als ontbijtkoek, kaas, aardappelpuree, noten, ontbijtgranen of eierkoek zijn voor mij gevaarlijk.
Alles aan junkfood weggooien is wellicht wat rigoureus, maar het is niet zonder reden. Junkfood in huis is voor mij gevaarlijk omdat ik er geen maat mee kan houden en het mede daardoor onoverkomelijk op een bepaald moment een eetbui zal oproepen. Daarom zie ik geen andere keuze dan al het junkfood weg te gooien. Alhoewel dit alles-of-nietsgedrag er tegelijkertijd juist voor zorgt dat mijn lekkerbek en eetmonster getriggerd worden. Verboden vruchten hebben immers een grote aantrekkingskracht…
Hierdoor heb ik talloze morgens uiteindelijk de gehele keuken overhoop gehaald om te kijken of er niet toch nog iets aan junkfood aanwezig was. Met daaropvolgend een gedreven bezoekje aan de supermarkt om snel nieuw spul te halen.
Ook als ik me niet aan mijn voorgeschreven dieet houd, ga ik over op alles-of-nietsgedachten. Dan denk ik: oké, vandaag is het me dus niet gelukt om te diëten. Dan moet ik deze dag nog alles eten wat ik lekker vind. In ieder geval ga ik chips en borrelnoten halen. En dan nog wat repen melkchocolade. Hm, maar pure chocolade eet ik normaal ook altijd. Dan kan ik deze strategisch gezien vandaag beter nog even proeven, zodat ik morgen geen verlangen ernaar krijg. Wel zo slim lijkt me. Want morgen ga ik echt ervoor. Morgen start ik echt weer met dat dieet. Maar nu echt hè! Even kijken, waar was ik gebleven… taart en koeken mogen natuurlijk ook niet ontbreken, en drop, en snoep, en pizza, en ijs, en…
Vaak genoeg kieper ik wat over is, wat ik eerder die dag met zo veel bezieling gekocht heb, diezelfde avond weer vol goede moed en met een propvolle maag in de vuilnisbak of container, zodat ik de volgende dag weer helemaal ervoor kan gaan. Al belachelijk veel keren heb ik dat voor mij vaste ritueel opgevolgd. En vele malen lukte het me ook om die volgende dag, of zelfs week en maand mijn dieetambities waar te maken. Maar telkens komt er weer een moment waarop het dieet mislukt en ik me volledig overeet.
Diëten, me overeten, diëten, me overeten. Dag in, week uit. Maand in, jaar uit. Volslagen mesjokke, maar bij iedere voorgenomen dieetpoging blijf ik denken: deze keer gaat het me echt lukken! Het lijkt wel of die volle overtuiging mijn volledige verstand heeft aangetast. Of is het dat eetmonster dat steeds weer een spelletje met me speelt. Speelt-ie expres verstoppertje met m’n verstand, omdat-ie weet dat-ie me na iedere dieetpoging uiteindelijk weer te pakken krijgt?
Het lijkt alsof ik in een rechtszaak verwikkeld ben geraakt waarin beide partijen elkaar kapot proberen te maken door over en weer keihard te vechten voor het eigen bestaansrecht: Diëten vs. Overeten. Maar deze rechtszaak zal nooit winnaars kennen. En de enige verliezer ben ik zelf. Ik zit gevangen in een dieetverslaving. Het eetmonster in mij is feitelijk een food junk. En door mijn talloze dieetpogingen heb ik tevens een dieetjunk gecreëerd.
De food junk haalt de dieetjunk telkens weer onderuit. Deze tackle begint steevast met een stevige eetbui die ik me tijdens de eerste schrokkende happen goed laat smaken. Maar die me vervolgens helemaal niets meer doet omdat ik gedachteloos, wellicht zelfs wezenloos, grote hoeveelheden junkfood door mijn keel laat glijden. Soms zelfs meer dan mijn arme maag aankan. Maar doorgaans niet, want door schade en schande ben ik wijs geworden en weet ik precies op welke wijze ik zo veel mogelijk junkfood naar binnen kan krijgen: fanatiek aan het begin en daarna minder intens. De eerste tien minuten eet ik in hoog tempo waardoor ik al snel in zo’n bedwelmende roes terechtkom dat ik daarna in rustiger tempo verder eet met daarbij vele onderbrekingen. Meestal duurt een eetbui in totaliteit enkele uren. Over het algemeen kenmerken mijn eetbuien zich dan ook door hun langdurigheid.
Mijn calorie-inname tijdens een eetbui is hoog. Heel hoog. Naar schatting krijg ik tijdens een eetbui tussen de 5.000 en 10.000 calorieën binnen. Onbewust gaat het daar ook om: zo veel mogelijk junkfood in mijn lichaam zien te proppen. En mocht er geen junkfood voorhanden zijn, dan is vrijwel ieder ander eetbaar product voor dat moment ook afdoende. Als die kaken maar kunnen kauwen.
En dan de volgende morgen weer gezond en vol goede moed aan een dieet. Alhoewel de dieetaspiraties ook vaak genoeg ontbreken, dan kan mijn ongecontroleerde overeten van junkfood&friends na een eetbui nog weken of maanden doorgaan. Zij het dan in minder geconcentreerde vorm; dan heb ik geen geplande eetbuien maar eet ik gedurende de dag gewoonweg te veel. Dwangmatig overeten bestaat in vele soorten en maten.
Er zijn heel veel morgens ̶ inclusief maandagen, eersten van de maand, dagen na de feestdagen, na de vakanties en na stressvolle periodes ̶ geweest waarop ik dacht dat het me ging lukken om via een dieet blijvend af te vallen. Maar steeds weer bleek zo’n morgen dezelfde dag te zijn als de zovele andere morgens die al verstreken waren. Waardoor deze hoopvolle morgen wederom ruimte maakte voor een nieuwe morgen. Want morgen zal alles anders zijn. Dat ware geloof blijft ondanks alle hopeloos uitgepakte morgens altijd bij me bestaan: maar morgen is het echt zover. Morgen heb ik over alles controle.
Telkens als ik dat denk, denkt de food junk in mij waarschijnlijk stiekempjes erachteraan: laat haar maar lekker haar hoop vestigen op de dag van morgen. Dan zorg ik ervoor dat zij leeft als de dag van vandaag. Wanneer zij leeft naar vandaag, hoef ik niet te leven naar de dag van morgen. Als ik dat handig aanpak, dan kan ik iedere dag leven als vandaag. En kan zij eeuwigdurend blijven geloven in de dag van morgen. Om dat principe kracht bij te zetten zingt de food junk telkens weer uit volle borst: ‘Tomorrow, tomorrow, I love you, tomorrow. You’re always a day away…’
Van al die mislukte morgens ben ik behoorlijk moedeloos geraakt. Vaak voel ik me ontzettend leeg vanbinnen. Hoe vol ik in werkelijkheid ook zit. En ik schaam me zo voor mijn abnormale eetgedrag. Schaamte voor mezelf heb ik eigenlijk al een hele tijd. En zo zwerven nog meer onverteerbare gevoelens in mij. Zoals de angst die ik voel als de weegschaal iedere dag weer een hoger getal aangeeft. De wanhoop die ik voel omdat ik niet weet hoe dit aankomproces te stoppen is. Het gaat maar door en gaat maar door. De paniek en machteloosheid die ik voel, omdat ik niet weet hoe ik het aankomen kan stoppen terwijl ik alles ervoor zou overhebben. Het verdriet dat ik doorleef omdat ik dondersgoed weet dat het niet normaal is om zo te leven. De eenzaamheid die ik voel omdat niemand weet waar ik écht mee bezig ben. De leegte die ik bemerk omdat ik ervaar dat de food junk het van mij gewonnen heeft. Het verdriet dat ik voel omdat mijn leven lijkt stil te staan doordat het vrijwel alleen nog maar om eten en diëten draait. En heel diep vanbinnen ook ergens de valse hoop die ik altijd ben blijven koesteren. De hoop op een beter leven die mij de moed geeft om telkens weer met een nieuw dieet te starten.
Ik kan wel stellen dat ik ontzettend vermoeid ben. Niet alleen door die gevoelens, maar ook door de grote veranderingen in mijn eetpatroon. Weer diëten, dan juist weer eten. Dan weer het gehele junkfoodarsenaal mogen nuttigen, dan alleen maar de schijf van vijf. Dan weer veel koolhydraten, dan weer over op eiwitten. Dan weer maaltijdvervangende shakes, dan weer wat anders. Het zijn behoorlijke omschakelingen die ik steeds moet maken. Dat doe je niet zomaar even. Dat gaat je niet in je koude kleren zitten. En dat gaat dan alleen nog maar over het voedingsaspect. Ik heb het nog niet gehad over het afvallen en aankomen zelf. Want ook dat is best uitputtend.
Dat mijn gewicht zo in disbalans verkeert, is een ware uitputtingsslag voor mijn lichaam en geest. Altijd weer is het een verrassing voor me of ik de komende maand ga afvallen of juist ga aankomen. Het lijkt wel een kansspel waar ik me onvrijwillig voor heb aangemeld. En waarvan de verplichte maandelijkse inleg zo rond de vijf tot tien kilo betreft. Sometimes you win some, sometimes you lose some. Dat is zo’n beetje mijn opgedrongen gewichtsmotto. De hoge pieken en diepe dalen daargelaten.
Door mijn gewichtsschommelingen zit ik constant in een ander lichaam. Ik kan niet wennen aan mijn eigen lijf, want het is voortdurend anders. Ik kan niet vertrouwen op mijn eigen lichaam, want ditzelfde lichaam zorgt telkens ervoor dat wij uit elkaar groeien. En het is niet alleen mijn lichaam, ik denk dat mijn eigen identiteit tevens flink verdwaald is geraakt in de pieken en dalen van het steeds weer veranderende jojogebergte. Dit ruige gebergte is mijn leefwereld. Door mijn ervaring in het schommelen pas ik mijn bezigheden moeiteloos aan m’n huidige maatje aan. Maar degene die ik aan de basis ben, verdwijnt daardoor steeds verder naar de achtergrond. Terwijl de buitenkant mijn leven keer op keer bepaalt. Gedachten van: als ik weer wat slanker ben, dan… komen veelvuldig bij me op. Want als ik wat minder weeg dan zijn er talloze dingen die ik heel graag wil doen. Dan durf ik meer op de voorgrond te treden. Dan ga ik vaker eropuit. Er zijn zo veel dingen die ik zo graag wil doen, maar de meeste tijd niet kan doen omdat ik daar te dik voor ben. Of vooral omdat ik mezelf daar te dik voor vínd. Ik heb al zo veel leuke kansen en belevenissen voorbij laten gaan in mijn leven omdat ik mezelf te dik vind.
Uiteindelijk komt het echter nog het meest door mijn eetgedrag dat ik niet het leven leef dat ik wil. Mijn dieetverslaving is altijd bij me. Zelfs als ik leuke dingen doe en vrolijk ben, is deze op de achtergrond aanwezig en voel ik mij diep vanbinnen ellendig. Zonder eetprobleem zou ik zo veel meer van het leven kunnen genieten. Want dan kan ik veel meer aandacht voor mijn leven hebben. Dan kan ik mezelf weer zijn en op mezelf vertrouwen. In dat geval zou ik eindelijk weer in vrijheid kunnen leven.
Ergens maakt die vrijheid waarnaar ik zo naarstig op zoek ben me tegelijkertijd angstig. Want diezelfde vrijheid brengt ook een leegte. Het betekent het einde van mijn dieettijdperk. De ondergang van mijn vertrouwde dieetplaneet, waarop ik de afgelopen jaren in m’n eentje heb zien te overleven. Hoe tegenstrijdig ook, dat gaat me aan het hart. En de gedachte om daar in de toekomst definitief afscheid van te gaan nemen, vind ik ronduit beangstigend. Want ondanks alles brengt mijn eetgedrag me ook een hoop: een voor mij vertrouwde wereld waarin de coördinatie over een groot gedeelte van mijn gevoelsleven wordt overgenomen. Dus hoe graag ik er ook vanaf wil, diep in mijn hart wil ik me het liefst nog stevig eraan vastklampen.
8. DE WEGWIJZER
De langverwachte wegwijzer waarnaar ik al jaren op zoek was, bleek in werkelijkheid in mezelf te zitten. Het was een klein onzeker stemmetje in mij dat zachtjes en verlegen aan me vroeg: ‘Zou ik vanaf nu de touwtjes van mijn eigen jojo niet weer zelf in handen kunnen nemen? Door te stoppen met de zoektocht naar een redmiddel dat mij van mijn overgewicht gaat bevrijden. En te starten met een zoektocht in mijzelf. Op die manier kan ik mijn eigen wegwijzer naar een eetprobleemvrij leven zijn.’
Dat mooie, kleine, ietwat onzekere stemmetje, dat ondanks alle teleurstellingen in mezelf, de moed had weten te vinden om me dat te vragen, kon best weleens een goed punt hebben. Deze stem mocht gehoord worden en moest niet verloren gaan.
Want hoe bedrieglijk is het om te geloven in, en vooral om te blijven zoeken naar dat miraculeuze doch fictieve redmiddel dat ervoor gaat zorgen dat mijn overgewicht en in mijn gedachten daarmee ook gelijk mijn eetprobleem blijvend verdwijnen? Maar ondanks deze bedrieglijkheid bleef mijn geloof zich al die jaren richten op niet-bestaande redmiddelen. Met stip op één had ik mijn hoop gevestigd op het dieet in alle mogelijke vormen, smaken en maten die te bedenken zijn. Maar het rijtje daaropvolgend doet qua vindingrijkheid niet onder. Wat te denken van Chinese afslankthee? Of afslankkoffie? Terwijl ik in principe geen eens koffie lust. Of Afrikaanse mangopilletjes tegen het hongergevoel? Of afslankzeep met een of andere dieptewerking? Afslankpleisters ter stimulatie van de stofwisseling? Afslankvezels? Elektronische afslankapparatuur? Klysmakuren? Diverse afslankgordels die automatische afslanking beloven. Afslankmassages? Vochtafdrijvende en claustrofobische cabines? Prijzige afslankcrèmes? Vieze afslankdrankjes? En zo kan ik nog wel even doorgaan. Stuk voor stuk commerciële producten die mij altijd een behoorlijke gewichtsvermindering garandeerden. En ergens doen ze wat ze beloven. Mijn portemonnee is in ieder geval een stuk lichter erdoor! Waarschijnlijk maakt de wanhoop dat ik altijd vatbaar ben voor zulke dure fictieve wondermiddelen.
Voor de veelal gratis gedragsadviezen met betrekking tot eetcontrole ben ik dan altijd weer minder te porren geweest. In het ene tijdschrift lees ik de suggestie om ook tijdens de broodmaaltijden bestek te gebruiken. Dat zou ertoe bijdragen dat men rustiger en bewuster eet waardoor je ook eerder verzadigd raakt. In een andere cursus leer ik het belang van een vaste eetplaats in huis. In een boek word ik geadviseerd een eetregistratie bij te houden. De diëtist en gewichtsconsulent vertellen me om niet meer te diëten, maar om een genormaliseerd voedingspatroon op te bouwen. En weer van een andere therapeut hoor ik dat het belangrijk is om bij alle momenten van eetdrang de bijbehorende emoties op te schrijven en te analyseren.
Waarschijnlijk maken zulk soort afvalideetjes mij niet dolenthousiast omdat het me hierbij van tevoren al overduidelijk is dat ik geen wonderbaarlijk resultaat op afvalgebied hoef te verwachten. Het is iets wat me een béétje kan helpen. En ik houd niet van beetjes. Ik houd van veel. Ik houd van groots. Ik houd van alles of niets en niets daartussen. Het is natuurlijk ook een beetje suf wanneer een futiliteitje als ‘opschrijven wat ik voel in tijden van eetdrang’ opeens dé oplossing voor het overwinnen van mijn eetprobleem blijkt te zijn. Ik zou me rot schamen als daarmee alles opgelost zou zijn.
Dus ondanks alle teleurstellende resultaten blijf ik maar al te graag geloven in de illusie van een mirakels goddelijk middel. Dat ene grandioze redmiddel dat mij binnen afzienbare tijd altijddurend slank en vrij van eetbuien zal maken. Zonder verder erbij stil te willen staan dat mijn eigen handelswijze me waarschijnlijk voldoende uitwijkmogelijkheden te bieden heeft. Het zijn immers mijn eigen maniertjes waardoor ik de controle over het eten ben verloren. En als ik daar een en ander in verander, zullen die ingrediënten tezamen van lieverlee dat algehele en complete genezingsrecept kunnen vormen waarnaar ik al die tijd zo krampachtig op zoek ben geweest.
9. HULP IS ONDERWEG
Ik heb heel lang niet geweten dat ik een eetprobleem had. Daarom focuste ik mij allereerst puur op de strijd tegen de kilo’s. Naarmate de jaren verstreken, begon ik echter meer en meer te beseffen dat ik met een eetprobleem te kampen had. Wat volgde was een lange ontkenningsfase waarin ik het eetprobleem actief bleef negeren door druk in de weer te gaan met diëten. Na de aanvaarding van mijn eetprobleem trad een periode aan waarin al mijn herstelpogingen werden gemanipuleerd. Door mijzelf. Want feitelijk was ik nog helemaal niet eraan toe om mijn eetprobleem los te laten. Het heeft heel lang geduurd voordat ik er werkelijk van wilde herstellen. Het gaf me zo veel houvast en de food junk had me zo in de greep, dat ik diep vanbinnen eigenlijk nog niet zonder eetprobleem wilde en durfde leven. Daardoor bleef ik mezelf wijsmaken dat ik wel degelijk bezig was met het overwinnen van mijn verstoorde eetgedrag door zo nu en dan ook de psychologische kant achter mijn overgewicht aan te pakken. Zo staan er vele boeken in mijn kast waar de psychologie achter overgewicht of een eetprobleem wordt aangesneden, de meeste half uitgelezen omdat ik halverwege het boek alweer beland was bij een nieuw reddend afslankmiddel. Ook ben ik bij verschillende professionals geweest die zich direct richtten op het probleem achter het overgewicht. Veel van deze herstelmethodes kwamen op hetzelfde neer. Zij het dat al die methodes overal weer in een net anders geaccentueerd jasje waren gestoken: van groepspraatsessie tot digitaal programma tot op het individu aangepaste begeleiding. En het ene model paste mij uiteraard beter dan het andere.
Maar niemand bleek een miraculeus redmiddel in de aanbieding te hebben. Bij iedere behandelvorm zal je nu eenmaal zelf keihard aan de slag moeten gaan om jezelf te herprogrammeren. Je moet oude patronen loslaten zodat er stap voor stap allerlei gedragsveranderingen in jou gaan plaatsvinden. Maar net als de diëten, zag ik deze behandelingen toentertijd als geweldige externe oplossingen die mij binnen een mum van tijd het herstel op een presenteerblaadje zouden aanreiken. Zonder bereidheid van mijn kant om mijn diepste kern te openbaren. Hun mogelijke werking kwam daardoor niet voldoende bij mij binnen. Niet dat deze eerder gevolgde behandelingen voor niets zijn geweest, ze hebben heus wel al kleinere veranderingen in mij in werking gezet. Maar in feite wilde ik het ziekelijke eetgedrag op die momenten nog niet loslaten.
Allereerst werkte mijn omgang met emoties niet bevorderlijk voor mijn herstel. De emotie-eter in mij schrok zich, zonder dat ik er weet van had, drie slagen in de rondte bij de gedachte niet meer gewenst te zijn. Het is lastig je eigen eetgedrag weer onder controle te krijgen als de coördinatie van je emoties afhankelijk is van datzelfde verstoorde eetgedrag. Ik moest er in feite zelf niet aan denken afscheid van mijn emotie-eter te nemen en voortaan zelf verantwoordelijk te zijn voor de coördinatie van mijn gevoelens.
Om van mijn food junk nog maar te zwijgen, want die manipuleerde er een flink eind op los om mij ervan te doen overtuigen dat ik mijn verstoorde eetgedrag nodig had. Doordat ik in de ban was van het Diëten vs. Overeten, was daar weinig overtuigingskracht voor nodig. De dieetjunk en food junk speelden immers een spel met elkaar, met mij als elementaire pion.
En dan is daar nog mijn interne lekkerbek die een haat-liefdeverhouding met junkfood heeft. Enerzijds verfoei ik mijn omgang met junkfood. Maar anderzijds vind ik de eerste happen altijd weer naar meer smaken. (Waardoor mijn gedachten tijdens deze eerste happen in wezen al meer gericht zijn op de volgende porties dan op de smaak.)
Ook door mijn negatieve zelfbeeld heb ik eerder nooit de weg in mezelf gevonden. Vanuit mijn karakter ben ik altijd wel onzeker over mezelf geweest. Mijn overgewicht en eetprobleem hebben die gevoelens van onzekerheid nog meer versterkt. Dit heeft terugkijkend voor een hoop spanning bij me gezorgd (iets wat voor mijn emotie-eter dan weer als voer aanvoelde). Ik had weinig zelfvertrouwen, vond mezelf nooit goed genoeg en stond het mezelf niet toe om fouten te maken. Faalangst en perfectionisme kunnen dicht bij elkaar liggen. Vanuit deze lagere zelfwaardering was de stap naar destructief gedrag snel gemaakt.
Datzelfde lage zelfbeeld heeft mijn herstelproces lange tijd in de weg gestaan. Want als ik er al niet volledig van overtuigd ben dat ik het waard ben om een eetprobleemvrij leven voor mezelf op te gaan bouwen, hoe moet ik dat dan duidelijk gaan maken aan de food junk, dieetjunk, lekkerbek en emotie-eter? En als ik al niet geloof dat ik de kracht heb om door eigen gedragsveranderingen mijn eetprobleem te overwinnen, hoe moet ik hen daar dan van zien te overtuigen?
10. HET STAPPENPLAN
Het tienstappenplan met behulp waarvan ik, vanuit allerlei innerlijke veranderingen, tot mijn herstelproces ben gekomen paste mij goed omdat het me de complexheid van mijn eetprobleem door de tien stappen in al zijn eenvoud liet zien. Het gevoel van ‘dit steekt te ingewikkeld in elkaar om te kunnen overwinnen’ veranderde in ‘iedere reis begint met de eerste stap’.
In dit stappenplan wordt allereerst het eetgedrag aangepakt door het aanleren van een genormaliseerd eetpatroon om de vicieuze cirkel van het overeten en diëten te doorbreken. Daaropvolgend ga je onderzoeken hoe het verstoorde eetgedrag is ontstaan en welke eventuele kwesties eraan ten grondslag liggen. Vervolgens leer je jouw uitlokkers en valkuilen te herkennen. Daarna wordt onderzocht hoe je jezelf op uitlokkers en valkuilen kan voorbereiden en hoe je anders erop kan reageren. Dit vormt de basis van het stappenplan. Vervolgens ga je aan de slag met je gedachten. Je gaat het verband tussen wat je in een bepaalde situatie denkt, voelt en doet aanpakken. Ten slotte stel je een anti-terugvalplan op, om jezelf voor te bereiden op moeilijke situaties in de toekomst waar oud gedrag de kop op kan steken.
Het stappenplan richt zich op het veranderen van het gedragspatroon, met name op het gebied van eten. Er is dus geen sprake van een dieet, maar je gaat een genormaliseerd voedingspatroon opbouwen waardoor je het huidige gedragspatroon doorbreekt, met als gevolg gewichtsreductie.
11. HET EERSTE DIEET: NIET ONLINE
12. UITLOKKERS
Mijn dwangmatige overeten wordt uitgelokt door tal van verschillende triggers. Het gegeven dat ik een emotie-eter ben, berust op een overduidelijke uitlokker. Als ik me verdrietig of gespannen voel, ga ik mezelf overeten. Als ik te maken heb met emoties waarvan ik niet weet wat ermee aan te moeten, ga ik mezelf overeten. En zelfs in emotionele situaties waarin veel andere mensen juist geen hap meer door hun keel kunnen krijgen, ga ik mezelf overeten.
Maar zo zijn er ook de uitlokkers die pas na enig speurwerk door mij gevonden wilden of konden worden, zoals mijn food junk in relatie tot zijn junkfood en mijn lekkerbek. De food junk misbruikt mijn inwendige lekkerbek door hem telkens weer op diplomatieke wijze een vrijbrief te overhandigen om oneindig veel porties junkfood te kunnen eten, en dat lijkt altijd in den beginne een zalig vooruitzicht.
En dan zijn daar de uitlokkers die zoiets puurs en onschadelijks uitstralen, dat ik ze in eerste instantie finaal over het hoofd zag. Een goed voorbeeld daarvan zijn de op het eerste oog ongevaarlijke vrouwengesprekjes. En ik doel dan niet op de diepgaande gesprekken over eetgedrag en overgewicht die ik menigmaal heb gevoerd met vrouwen met uiteenlopende eet- en gewichtsproblemen. Onder meer met vrouwen die BMI-technisch gezien wellicht maar iets te dik zijn maar daar ontzettend veel last van hebben, vrouwen die graag een gezond eetpatroon voor zichzelf willen opbouwen maar hier niet in slagen of vrouwen die extreem veel overgewicht met zich meedragen. Aan de diepere gesprekken heb ik heel veel gehad.
Ik doel hiermee op de gezellige doch oppervlakkige dieetgesprekken die ik menigmaal heb gevoerd. Het is naar mijn mening vrouweigen om eindeloos te babbelen over ons gewicht. Zelf heb ik in het verleden oeverloos ge(vr)ouwehoerd over de meest onzinnige diëten. En overleggen gevoerd met nog veel meer psychologisch geleuter over wáárom mensen aankomen, allemaal op basis van wat we gelezen hadden in tijdschriften. Veel vriendelijke vrouwen hebben altijd in alle oprechtheid hun eet- en dieetervaringen met mij gedeeld. Ik heb de meest gezellige gesprekken gevoerd, veelal onder het genot van een bitterbal en een fles rosé op zonnige terrassen en in donkere kroegen. Mijn jojo is door zulke gesprekken echter verder in de knoop geraakt. Want het resultaat van zo’n gezellig luchtig dieetgesprek is vaak dat ik het besproken dieet ga proberen. Of ik heb na het gesprek het gevoel dat ik er niet alleen voor sta en dat het allemaal wel meevalt met die eetbuien van mij. Omdat zo veel vriendinnen, collega’s, kennissen en buren kampen met gewichtsproblemen en last hebben van te veel snoepmomenten.
De naakte waarheid is echter dat het merendeel van de dames waarmee ik deze dieetgesprekken voer, geen grote mate van overgewicht heeft. Wellicht vinden ze zichzelf te dik, maar BMI-technisch gezien is er meestal niet zo veel tot weinig aan de hand. En psychosociaal meestal ook niet. Een feit is tevens dat de meeste van mijn gesprekspartners het over totaal andere hoeveelheden en frequenties hebben dan ik, als zij spreken over hun overmatige eetgedrag. Maar ik ben altijd zo intens blij om te horen dat ik niet de enige ben, dat ik mezelf Oost-Indisch doof daarvoor maak. Er is niets op tegen als mensen zichzelf een grote snoeperd noemen omdat ze dagelijks drie koekjes, tien dropjes en een handje noten tot zich nemen. Of als personen zichzelf tot emotionele eter bestempelen omdat ze tijdens een dip altijd trek krijgen in een reep pure chocolade en een groot stuk gebak. Overeten, emotie-eten, dik-zijn en eetbuien zijn in de volksmond ruime begrippen. Terugkijkend kom ik er echter achter dat ik meestal op een geheel andere golflengte dan mijn gesprekspartners in crime zat. Deze leuke, luchtige en sociale vrouwengesprekken waar ik altijd volop van heb genoten, kan ik vanaf nu beter uit de weg gaan. Voor mijn eigen bestwil. Want mijn ziekelijke dieetbuien zijn nu eenmaal niet geschikt om in te zetten als onderwerp van gezellige social talk.
Een gezellig gesprekje tussen mijn collega’s en mij:
Judith: ‘Je ziet lekker bruin. Wanneer ben je teruggekomen van vakantie?’
Collega 1: ‘Vorige week, ik heb een heerlijke vakantie gehad. Het is daar zo mooi.’
Collega 2: ‘En hoe was het eten daar?’
Collega 1: ‘Verrukkelijk! Normaal eet ik op vakantie door de hitte nooit zo veel, maar nu heb ik me toch laten gaan. Wat een heerlijk eten hebben ze daar! Ik ben wel twee kilo aangekomen. En ik voel me nu zo ontzettend dik. Ik durf dus echt geen strakke truitjes meer te dragen nu ik zo’n grote pens heb, dat is toch geen gezicht!’
Terwijl ik naar mijn eigen door gewichtige omstandigheden vrij strakke trui kijk en bedenk dat het bij mij dan waarschijnlijk al helemaal niet eruitziet omdat bij mij zo’n dertigvoud meer dan twee kilo te veel eraan zit, zeg ik: ‘Dat is vervelend, maar je ziet het niet hoor. Jij bent zo slank! En twee kilo is toch eigenlijk bijna niets!’
Collega 1: ‘Dank je, maar ik heb het er heel moeilijk mee dat ik zo veel ben aangekomen. Niet dat het erg is om dik te zijn hoor. Maar ik voel me er gewoon niet lekker bij.’
Collega 2: ‘Ja nou, kan ik me voorstellen, en twee hele kilo’s vind ik behoorlijk wat!’
Collega 3: ‘Jeetje ja, dat is wel heel erg balen zeg. Tja, ik eet me suf, maar op een of andere manier komt er bij mij niets bij. Ik snap het ook niet, eigenlijk moet ik veel dikker zijn, écht! Ik ben zo’n grote zoetekauw! Ik kan iedere dag met gemak vijf snoepjes, drie koekjes en een eierkoek wegsnoepen. Niet normaal natuurlijk, en daar voel ik me dan ook steeds weer zo schuldig over. Het is me echt een raadsel hoe het komt dat ik geen overgewicht heb. Of geen overgewicht… Ik vind mijn kont en bovenbenen echt veels te dik!’
Collega 2: ‘Och meiden, nu we toch bezig zijn… Ik moet bekennen eetbuien te hebben. Ieder weekend eet ik op de zaterdagavond gewoon een hele zak chips in m’n eentje leeg. En ik kan het gewoon niet stoppen. Ieder weekend neem ik me voor om het niet te doen, maar iedere keer ga ik weer voor de bijl. Dat hadden jullie zeker niet van mij verwacht, hè?’
Er valt een stilte en iedereen probeert zich de dunne collega voor zich te zien, met die grote zak chips. Het blijkt inderdaad lastig om daar een voorstelling van te kunnen maken.
Collega 1: ‘In ieder geval ga ik binnenkort op dieet om die twee kilo’s direct weer eraf te krijgen. Ik heb al een heel goed dieet gevonden. Iets met zakjes waar je pudding van kunt maken. Daar val je heel snel van af en het schijnt goed te werken. Dat heb ik van de schoonzus van een vriendin gehoord. Die is er wel iets van vier kilo mee afgevallen.’
Normaal gesproken was dit mijn reactie geweest:
Judith: ‘Meiden, ik ben echt zo blij met dit gesprek. Ik had nooit achter jullie gezocht dat jullie ook eetbuien en snoepaanvallen hebben! En wauw, dat dieet klinkt me als muziek in de oren. Hoe heet dat dieet met die puddingzakjes? Want dat ga ik gelijk uitproberen!’
Maar tegenwoordig probeer ik uitlokkers te vermijden, dus ben ik tijdens het gesprek naar de wc gevlucht. Op het toilet aangekomen bedenk ik dat ik net ontsnapt ben aan een grote uitlokking. Als ik was gebleven dan was ik wederom in de verleiding gekomen om mijn eigen eetbuien te bagatelliseren. En dan had tevens een zoveelste dieetpoging het levenslicht gezien…
13. EMOTIE-ETEN: NIET ONLINE
14. EEN ANDERE OMGANGSREGELING MET JUNKFOOD
Het moment waarop ik bedenk dat ik een waanzinnige trek heb in junkfood gaf mij voorheen altijd weer hoofdbrekens en een interne tweestrijd: zal ik er wel of niet aan toegeven? Meestal won de food junk het van mijn gezonde verstand. Alhoewel… gezond verstand… Bedenken dat je trek hebt in junkfood komt waarschijnlijk bij iedereen weleens voor. Het is zelfs niet meer dan normaal om soms de behoefte aan iets lekkers te voelen. Want het is menselijk om af en toe iets ongezonds te willen eten. En het is gezond om daar zo nu en dan aan toe te geven. Zo nu en dan, want deze lekkere trek hoeft niet altijd gestild te worden.
Maar er bestaan in mijn dieetwereld maar twee soorten voedsel: fout voedsel of goed voedsel. Oftewel junkfood of geen food voor mijn junk. Of nog anders gezegd: eetbuienvoedsel of geen eetbuienvoedsel. Dus vanuit mijn dieetverleden voelt de lekkere trek in junkfood nu eenmaal altijd als zondigen en als verboden terrein. Maar er is in principe niets mis met lekkere trek. En het is dan ook niet realistisch om nooit meer toe te geven aan deze behoefte. Dat houdt bijna geen mens vol. Dus ook ik niet.
De alledaagse tussendoortjes uit mijn normale voedingspatroon, stillen in zekere mate ook de lekkerbek in mij. Maar soms wil ik gewoon hardcore gaan. Dan heb ik trek in mijn junkfood & friends. En dat mag! Want mijn lekkere trek is niet het probleem. Hoe ik in het verleden dácht over de lekkere trek en wat in het verleden standaard vólgde op mijn lekkeretrekmomentje vormden het probleem.
Wanneer ik toegaf aan de behoefte aan iets werkelijk lekkers, dan eindigde dat onverbiddelijk in een eetbui. Lekkere trek werd bij mij dus onherroepelijk opgevolgd door een eetbui. Het stond er synoniem aan. Ik kan mij de dag niet meer heugen waarop ik een normale portie junkfood heb gegeten zonder vervolgens door te slaan. Wanneer ik vanuit mijn trek in iets smakelijks aan junkfood begon, zag de food junk direct zijn kans schoon. En had-ie een allesoverheersende niet-helpende gedachte paraat: vandaag is toch al verpest, dus je kunt nu maar beter zo veel mogelijk junkfood eten.
Maar om toe te kunnen geven aan de menselijke behoefte van het zondigen, heb ik juist mijn gedachten maar al te hard nodig. En kunnen zij mij een helpende hand bieden. Want met wat hulp van mijn gedachten kan ik heel anders over de lekkere trek gaan denken: ik heb nu ontzettende trek in iets lekkers en daar mag ik aan toegeven. Af en toe een portie junkfood valt ook binnen mijn gezonde voedingspatroon waarmee ik geleidelijk aan afval.
Ook ben ik mijzelf gaan trainen om de controle tijdens eetdrangmomenten te behouden. Met als doel mijn dwangmatige overeten uit te stellen en uiteindelijk te verminderen. Van uitstel komt immers in vele gevallen afstel. Bij de eerste pogingen werd het gewenste doel niet bereikt omdat de spanning me te veel werd. Ik besloot bij zo’n eerste poging dat ik mijn dwangmatige overeten tien minuten wilde uitstellen. En daarna mocht ik, als ik de drang om te eten nog zou voelen, eraan toegeven.
De eerste minuut tijdens deze voorgestelde pauze ging me goed af. Maar daarna begon mijn innerlijke gevoelswereld zich te bemoeien met mijn tien minuten lange opschorting. Ik voelde Emotie met mij delen dat zij zich gespannen voelde door de drang om te eten en dat zij van dat gespannen gevoel af wilde komen door een hele lange eetbui. Ik hoorde Gewenning tot mij spreken en zij zei me dat ik al zo lang toegeef aan het overeten zodra ik een eetdrang voel opkomen, dat ik dat nu niet opeens mag uitstellen, want zij is eraan gewend. Toen hoorde ik Dwanggedachte tegen mij tekeergaan dat ik direct móést gaan eten omdat zij dat eiste. En ten slotte sprak Smaak me erop aan dat ik mezelf zoiets lekkers als oneindig veel porties junkfoodachtigen niet hoefde te ontzeggen. Ergens heel zacht in mezelf hoorde ik Bloedsuikerspiegel fluisteren dat hij stabiel was doordat ik hem geen crashdiëten meer aandeed, maar tegenwoordig een genormaliseerd voedingspatroon voorschotelde, en dat hij daarom geen eetbui bliefde. Maar de rest overschreeuwde hem dat deze ingelaste pauze hen het bloedsuiker zo onder hun nagels vandaan haalde, dat ze hem een toontje hoger zouden laten zingen.
Vandaag de dag zijn al deze uitlokkers echter van een uitwijkmogelijkheid voorzien. Want Emotie heeft er nu kennis van dat ze afleiding kan zoeken of haar gespannen gevoel kan delen met een menselijke vriend, waardoor zij haar junkfoodvrienden niet meer nodig heeft. Gewenning kan ik geruststellen door haar fulltime in te zetten aan het wennen aan een normaal voedingspatroon. En aan het wennen aan een andere omgang met mijn uitlokkers. Smaak weet nu maar al te goed dat hij niks tekortkomt met al die maaltijden en tussendoortjes die ik tegenwoordig samen met hem nuttig. En Bloedsuikerspiegel hoor ik nog steeds fluisteren dat hij stabiel is door de normalisering van het voedingspatroon en geen eetbui nodig heeft.
Dwanggedachte daarentegen eist nog steeds volop op bloeddorstige wijze dat zij zichzelf wil voorzien van junkfood. Want Dwanggedachte wil altijd junkfood als er uitlokkers in het spel zijn. Dwanggedachte is altijd aanwezig in al haar oppervlakkigheid en kan vanuit het niets als een duveltje uit een doos tevoorschijn komen. Maar doordat Smaak, Gewenning en Emotie mijn innerlijke gevoelswereld tegenwoordig niet meer aanhoudend domineren, hebben twee vroegere welwillende en betrouwbare vrienden hun kans schoon gezien om naar mij over te lopen. En zo zorgen deze oude vrienden, Wilskracht en Zelfvertrouwen, ervoor dat ook Dwanggedachte, oftewel mijn food junk, zich al herhaaldelijk gewonnen heeft gegeven. Haar macht neemt af en zij is al meer dan eens onder zachte dwang afgedropen als ik daarom vroeg. Met een gezond appeltje voor de dorst.
15. JA…IK WIL: NIET ONLINE
16. WENNEN AAN EEN ANDERE DROOM: NIET ONLINE
17. MORGEN IS VANDAAG
Wat me tijdens de beginfase van het herstelproces het meeste in de weg zat, dat waren mijn eigen gedachten over mijn eigen verandervermogen.
Het gaat me toch nooit lukken.
De food junk en emotie-eter zijn nog te sterk voor mij.
Mijn eetprobleem is te groot om dat via innerlijke gedragsveranderingen aan te kunnen pakken.
Deze gedachten moest ik constant weer de kop indrukken. In het begin voelde het als vechten tegen de bierkaai. Maar naarmate de tijd vorderde gingen mijn gedachten en ik steeds meer geloven in ons herstel. Vanuit dat vertrouwen kon ik mezelf helpen in plaats van mezelf tegenwerken met demotiverende gedachten. En zo kreeg ik realistischere verwachtingen over mijn eigen kunnen.
Voorheen regeerde ik met harde hand. Ik stelde hoge eisen aan mezelf en daar moest ik aan voldoen. Maar herstellen van een eetprobleem gaat nu eenmaal gepaard met vallen en opstaan. Stap voor stap doorloop ik het herstelproces in mijn eigen tempo. Vergevingsgezindheid is daarbij van wezenlijk belang. Ook al blijft er aan het einde van het verhaal maar één simpele keuze over. Een eenvoudige keuze die ik bij iedere buitensporige drang om te eten zelf kan maken. Laat ik de food junk of emotie-eter voor mij kiezen… óf kies ik voor mezelf?
De enige juiste keuze is overduidelijk, maar toch blijft het voor mij dikwijls een strijd. Ik heb me vaak erover verwonderd en me eraan geërgerd (en dat is een eufemisme) dat een intelligente vrouw als ik steeds weer dezelfde verkeerde keuze kan maken. Totdat ik me realiseerde dat het ontwikkelen van een eetprobleem geen keuze is, maar een ziekte. En nu ik eenmaal aan dit eetprobleem vastzit, is het een moeilijke opgave daarvan te herstellen. Ook gezien de duur ervan, inmiddels kamp ik al zo veel jaren met dit ziekelijke eetgedrag dat het herstel daarvan ook langere tijd in beslag zal nemen. Die tijd moet ik mezelf gunnen.
Het is een lang pad van vallen en opstaan. Twee stappen vooruit en één stap achteruit. Door alle misstappen is de moed me al menigmaal in de schoenen gezakt. Maar toch weet ik telkens weer een stukje sneller en gemakkelijker de moed bij elkaar te rapen om op te staan en door te lopen. En iedere keer nadat ik opsta, voel ik mij weer een stukje sterker. Dus het misstappen is ook daadwerkelijk ergens goed voor.
Een aantal maal ben ik zo hard gevallen dat het me niet meer lukte om op te staan. Iets wat de weegschaal dan ook onverbiddelijk aanwees. De meeste terugvallen overkwamen mij vanuit het niets. Maar sommige terugvallen stond ik mezelf in alle openheid toe en werkte ik zelfs bewust in de hand. Dan gúnde ik het mijzelf om als troost, beloning of andersoortig excuus terug te keren naar mijn oude vertrouwde eetbuienwereld. Waar ik me voor even heerlijk veilig terug kon trekken met mijn geliefde junkfood & friends. Met alle gevolgen van dien… Want nadat ik mezelf daar vrijwillig nestelde voor een kortdurend snoepreisje – bijvoorbeeld tot de stressvolle omstandigheden voorbij zouden zijn ̶ zorgde de food junk ervoor dat dit lange, barre overlevingstochten werden. Ik kon me tijdens deze terugvallen niet verschuilen achter mijn lekkerbek. Niet achter mijn emotie-eter. En ook niet achter mijn food junk. Uiteindelijk bleek ik zelf mijn grootste vijand. Niemand anders dan ikzelf gunde mij immers die eetbuien nog.
Wellicht gunde ik ze mezelf ook omdat ik nog onvoldoende voor mezelf en een eetprobleemvrij leven wilde strijden. Of dacht ik onbewust dat ik ze nog nodig had en was mijn gebrek aan zelfverzekerdheid de boosdoener? Of speelde het krachtige fenomeen van de macht der gewoonte en gewenning mij parten? Hoe dan ook, het was de hoogste tijd om mijn eigen gunfactor om te buigen van destructief naar constructief.
Mijn zelfdestructieve eetgedrag was na al die jaren zoiets ‘eigens’ geworden dat het ontzettend moeilijk was om dat los te laten. Vandaar mijn eigen weerstand tegen het opgeven van de eetbuien in de vorm van smoesjes om zo eronderuit te kunnen komen. Mijn verstoorde eetgedrag was volledig verweven met mijn levenswijze. Het had een grote invloed op wie ik was en hoe ik in het leven stond. Maar om tot werkelijk herstel van mijn eetprobleem te kunnen komen, moest ik onoverkomelijk een gedeelte van wat mij al zo lang ‘eigen’ was willen en durven loslaten.
Tijdens dit herstelproces ondervind ik wat een doorzettingsvermogen er werkelijk in mij schuilt. Waarschijnlijk zat deze wilskracht altijd al in mij, maar heb ik diezelfde kracht ten tijde van mijn eetprobleem op destructieve wijze ingezet.
Gaandeweg begin ik steeds positiever over mezelf te denken en mezelf meer te accepteren. Want ik ben goed zoals ik ben. Altijd. Ook als ik misstap. Ook als ik terugval. Ook als ik aankom. En ook als ik dik ben. Ik leer liever en milder voor mezelf te zijn. Dit is een groeiend proces en heeft veel tijd en aandacht nodig. Met behulp van onder meer oefeningen, gesprekken en begeleiding kom ik steeds dichter tot mezelf. En begin ik mezelf en mijn lichaam meer te waarderen.
Vanuit deze mildere gedachten krijg ik geleidelijk aan een positiever zelfbeeld. En komt er weer ruimte vrij om wat meer op de middenstip van het leven te kunnen staan. Deze nieuwe zienswijze probeer ik ook na te blijven leven als ik een misstap bega. Want ik laat het steeds minder toe dat mijn geregeld nog destructieve eetgedrag invloed uitoefent op mijn leefstijl. En ook mijn gewicht krijgt hier steeds minder invloed op. Mijn leven is nú, en niet pas als ik minder weeg of eetbuivrij ben. Vanuit die overtuiging kom ik krachtiger in het leven te staan en groeit mijn zelfvertrouwen langzaamaan. Ik leer mezelf weer beter kennen en mijn behoeftes neem ik daardoor serieuzer. Dat bevordert een gezonde omgang met mijn emoties. En van daaruit kan ik weer verder bouwen aan een gezondere relatie en omgangsregeling met mijzelf én met junkfood. Het stappenplan staat in directe wisselwerking met mijn groeiproces naar zelfliefde. When I started loving myself…
Uiteindelijk draait het om een gemeend geloof in mezelf, voldoende zelfrespect om mezelf geen eetbuien meer aan te willen doen en om de oprechte wil om goed voor mezelf te zorgen. En ook al lukt dat laatste me nog niet altijd, ik ben op de goede weg richting mijn herstel.
Ik kijk weer uit naar mijn toekomst, omdat ik deze weer in eigen handen heb. Eindelijk ben ik de food junk te slim af, en is de hoopvolle dag van morgen, vandaag al voor me aangebroken.
‘When I started loving myself ‘
When I started loving myself
I understood that I’m always and at any given opportunity
in the right place at the right time.
And I understood that all that happens is right –
from then on I could be calm.
Today I know: It’s called TRUST.
When I started to love myself I understood how much it can offend somebody
When I tried to force my desires on this person,
even though I knew the time is not right and the person was not ready for it,
and even though this person was me.
Today I know: It’s called LETTING GO.
When I started loving myself
I could recognize that emotional pain and grief
are just warnings for me to not live against my own truth.
Today I know: It’s called AUTHENTICALLY BEING.
When I started loving myself
I stopped longing for another life
and could see that everything around me was a request to grow.
Today I know: It’s called MATURITY.
When I started loving myself
I stopped depriving myself of my free time
and stopped sketching further magnificent projects for the future.
Today I only do what’s fun and joy for me,
what I love and what makes my heart laugh,
in my own way and in my tempo.
Today I know: it’s called HONESTY.
When I started loving myself
I escaped from all what wasn’t healthy for me,
from dishes, people, things, situations
and from everything pulling me down and away from myself.
In the beginning I called it the ‘healthy egoism’,
but today I know: it’s called SELF-LOVE.
When I started loving myself
I stopped wanting to be always right
thus I’ve been less wrong.
Today I’ve recognized: it’s called HUMBLENESS.
When I started loving myself
I refused to live further in the past
and worry about my future.
Now I live only at this moment where EVERYTHING takes place,
like this I live every day and I call it CONSCIOUSNESS.
When I started loving myself
I recognized, that my thinking
can make me miserable and sick.
When I requested for my heart forces,
my mind got an important partner.
Today I call this connection HEART WISDOM.
We do not need to fear further discussions,
conflicts and problems with ourselves and others
since even stars sometimes bang on each other
and create new worlds.
Today I know: THIS IS LIFE!
Charlie Chaplin 16 april 1959
OVER HET TIENSTAPPENPLAN
Dit tienstappenplan vormt de basis voor het doorbreken van het eetprobleem. De stappen zijn gebaseerd op de cognitieve gedragstherapie. Binnen de cognitieve gedragstherapie gaat men ervan uit dat gedachten (bijvoorbeeld: ik vind mezelf niet mooi omdat ik dik ben) tot een gevoel leiden (bijvoorbeeld: bedroefd) en dat uit dit gevoel een gedragskeuze voortkomt (bijvoorbeeld: een voornemen om te diëten wordt gemaakt, waardoor een patroon ontstaat van compenseren en overeten). In het stappenplan zal het verband tussen wat je in een bepaalde situatie denkt, voelt en doet verduidelijkt worden.
Je begint met het aanpakken van het gedrag. Je leert een genormaliseerd eetpatroon aan te houden om de vicieuze cirkel te doorbreken. Daarnaast ga je onderzoeken waar jouw eetgedrag vandaan komt: wat is de reden of zijn de redenen dat je bent gaan overeten? Ook leer je jouw uitlokkers en valkuilen herkennen. Na het doorlopen van de eerste stappen ga je onderzoeken hoe je je op uitlokkers en valkuilen kan voorbereiden en anders erop kan reageren. Dit vormt de basis van het stappenplan. Vervolgens wordt de aandacht gericht op de achterliggende gedachten. Je gaat bekijken of jouw gedachten helpend zijn en of je de situatie waarin je zit ook anders kan interpreteren. Het resultaat hiervan kun je opnemen in een persoonlijk stappenplan. In het dit stappenplan beschrijf je hoe de stappen er voor jou persoonlijk uitzien.
Belangrijk om voorop te stellen is dat dit stappenplan geen dieet is. Wel leer je je huidige gedragspatroon te doorbreken, met als gevolg geleidelijk aan gewichtsreductie. Uit ervaring blijkt dat veel mensen met overgewicht vele diëten hebben gevolgd en bekend zijn met het jojopluseffect. Het jojo-effect ontstaat vaak na een periode van streng lijnen. Zodra iemand weer zijn normale gedragspatroon oppakt en niet meer lijnt, komt diegene in rap tempo aan, vaak zelfs meer dan het gewicht waarmee de lijnpoging werd begonnen. Met elke jojobeweging zal de mogelijkheid van het lichaam om af te vallen afnemen. Soms is overgewicht het gevolg van dit effect. Uit onderzoek blijkt dat het gezonder is om een stabiel gewicht met overgewicht te hebben dan een schommelend gewicht. Het voordeel van langzaam afvallen en stabiliseren in gewicht is dat je het jojo-effect voorkomt.
Het is belangrijk dat je realistische verwachtingen hebt over het herstelproces. Dit betekent concreet dat je leert te accepteren dat je je af en toe overeet. Dit realistische verwachtingspatroon beschermt je tegen teleurstellingen.
UITGEWERKT TIENSTAPPENPLAN NIET ONLINE
Meer informatie over de afzonderlijke stappen vind je per stap uitgewerkt in het boek
Stap 1. Normaliseren van het eetpatroon
Stap 2. Onderzoek de reden(en) waarom je bent gaan overeten
Stap 3. Vermijd (te veel) uitlokkers
Stap 4. Eet in een andere context
Stap 5. Bouw een pauze in voordat je jezelf overeet
Stap 6. Peil je spanning en onderneem stappen om deze spanning te verlagen
Stap 7. Voer het noodplan uit
Stap 8. Ga aan de slag met jouw gedachten
Stap 9. Oefen met cue exposure
Stap 10. Toegeven aan eetdrang
Val niet terug in de oude gedragscirkel
NAWOORD
In mijn verhaal gebruik ik de term ‘eetprobleem’ voor mijn eetgedrag. Je zou hiervoor in de plaats ook de benaming ‘eetstoornis’ kunnen lezen. Qua betekenis zit er een verschil tussen beide benamingen. Ik heb ervoor gekozen om in dit boek over een eetprobleem te spreken omdat ik dat een laagdrempeligere benaming vind.
Ieder mens is anders want eenieder is uniek. Het verhaal dat ik heb opgeschreven is mijn verhaal. Het is hier en daar wat aangedikt en soms juist wat uitgedund (dat is nu eenmaal een van mijn kwaliteiten) maar het schetst een vrij waarheidsgetrouw beeld van de oorzaken en gevolgen, de werking en het herstelproces van mijn eetprobleem.
Echter, stevige jojo’ers of mensen met obesitas hoeven niet per definitie een eetprobleem te hebben. Er zijn ook veel mensen met overgewicht die er een gezonde leefstijl op na houden en volkomen gelukkig zijn met zichzelf! Een dwangmatig overeter hoeft niet per se eetbuien te hebben. Ook als je eetgedragingen minder extreem of anders zijn dan hetgeen je hebt kunnen lezen in dit boek, kun je lijden aan een eetbuistoornis of een dwangmatig overeter zijn. Als je lijdt aan een eetbuistoornis is (morbide) obesitas daar niet automatisch een gevolg van. En als je te kampen hebt met soortgelijke eetgedragingen, betekent dat niet automatisch dat het stappenplan voor jou de juiste manier is om hiervan te herstellen.
Het is mijn verhaal. En het betreft het stappenplan van Novarum, centrum voor eetstoornissen en obesitas. En zo bestaan er vele verhalen en vele verschillende methoden om te herstellen van een eetprobleem. Dit verhaal heb ik in boekvorm uitgebracht omdat het herkenning, inzicht, steun en informatie kan geven. Ik vind het belangrijk dat de beschreven problematiek op maatschappelijk vlak nog meer bekendheid krijgt en ik hoop dat dit verhaal daaraan kan bijdragen.
Indien je aan een eetprobleem lijdt, raad ik je ten zeerste aan deskundige hulp in te schakelen. Met hulp kun je het stappenplan, of een andere methode, doorlopen. Je bent het waard!
Geef mij de kalmte om te aanvaarden wat ik niet kan veranderen;
de moed om te veranderen wat ik kan veranderen;
en de wijsheid om het verschil hiertussen te zien.
Reinhold Niebuhr